Tony Oursler
“Entr’Acte 1″, de reeds hoger in deze “Ondertussen” voorgestelde overgangsactiviteiten in het Van Abbe, bevat ook de eerste grote solotentoonstelling in Nederland van de Amerikaan Tony Oursler, een kunstenaar die video op een pregnante manier in zijn werk inlast. Niet enkel de ‘macht van de media’ houdt Oursler bezig, maar macht tout court wordt in de meeste van zijn installaties, video-tapes en performances te kijk gezet. Door Ourslers tentoonstelling in Eindhoven lopen is op zich een merkwaardige belevenis. Het geklaag, gejammer en geschreeuw afkomstig van de verschillende installaties versmelt tot één klankdecor. De grote projectruimte wordt beheerst door de diagonaal opgestelde installatie “Judy”. Aan het ene uiteinde van de installatie staat een tafel met daarop een controle-monitor waarop beelden te zien zijn van wat er zich buiten het gebouw afspeelt. Langs een microfoon kan de bezoeker zijn stem buiten laten weergalmen doorheen een lappenpop opgehangen aan de in/uitgang, binnen vangt hij het straatlawaai op. Er liggen hoopjes kleren, op een statief hangt een ledenpopje, verder: een dummie, een plastic bloemenboeket op een staander en wat meubilair. De meeste van deze objecten krijgen leven ingeblazen doordat er letterlijk een video op wordt geprojecteerd. Uitgangspunt voor “Judy” was de recente significante stijging van het aantal Amerikanen die lijden aan M.P.D (Multiple Personality Disorder). Zo vormen bij Oursler de “horror doll”, “the boss”, “the fuck-you-figure”,… gespleten persoonlijkheden die tot op zekere hoogte in mekaar overvloeien. Naast de al aangegeven mogelijkheid tot participatie is er de houding die de bezoeker kan of moet aannemen om bepaalde onderdelen van deze installatie (goed) te kunnen bekijken. Men kan zich zowel de rol van onderdrukte of van onderdrukker aanmeten. Men kan neerkijken op de kleine hulpeloze wezentjes vastgepind op hun statief of opkijken naar de “boss”-figuur. Men moet neerhurken om de “fuck-you”-doll te zien, die zich verbergt onder een met één stok opgelifte divan. Ze (?) heeft een soort air-bag-ballon als hoofd, uitlopend in een samengedraaide jurk. Het ‘lichaam’ is verdwenen en er wordt expressie aan de figuur gegeven door de projectie van een sprekend personage op ‘het hoofd’. Juist omdat in de installaties van Oursler de projectie meestal op een welbepaald onderdeel van de figuur is gericht wordt de afwezigheid van het lichaam nog sterker benadrukt. “Ze hebben een soort beweging in zich maar het zijn geen levende personen. Dit is onderdeel van hun trieste schoonheid: dat ze het niet kunnen zijn. Ze provoceren door hun afwezigheid”, schrijft Tony Oursler. Naast deze installatie werden er nog een 7tal video-objecten uit de periode 1988-95 opgesteld en hangen er een aantal aquarellen, waaronder een opmerkelijke reeks over filmcamera’s. In een aanpalende ruimte kan men Ourslers compaan Mike Kelley nog maar eens aan het werk zien in de video “Heidi” die hij maakte samen met performance-artiest Paul McCarthy.
• Nog tot 18 juni in het Van Abbemuseum dat een tijdelijk onderdak heeft in het oude fabrieksgebouw aan de Vonderweg 1, in Eindhoven. (040/75.52.75).