width and height should be displayed here dynamically

Transferts

Omtrent overdrachtelijk Vlaanderen

I

Er is een Vlaanderen dat ik verafschuw. Ik schaam me er niet eens voor, omdat ik nu eenmaal niet geloof dat het Vlaming-zijn iets is waarop men fier behoort te zijn. Dat Vlaanderen dat ik verafschuw is het Vlaanderen dat denkt dat het denkt. Zo zijn er de Vlaamse denktanken die denken dat ze vooruit denken. Zij proberen op frenetieke wijze een antwoord te geven op de vraag waar het met Vlaanderen heen moet. Zij hebben doorgaans weinig moeite met die vraag, het antwoord lijkt volgens hen zo voor de hand te liggen: Vlaanderen moet onafhankelijk worden. Het gaat mij hier niet zozeer om de chronologie van het dispuut, wie wat wel en wie wat niet gezegd heeft. Met een genie als de Minister-President van Vlaanderen is het overigens voor de gemiddelde sterveling een hopeloze onderneming om precies te weten wat hij bedoelt wanneer hij iets zegt. De privétaal die het Brein op dit terrein ontwikkelt, stelt zelfs mensen voor wie Joyce en Heidegger geen geheimen hebben, voor ernstige interpretatieproblemen. U kunt, als u dat echt de moeite waard vindt, de story moeiteloos volgen op de opiniepagina van de kwaliteitskrant-op-uw-niveau. Hier wil ik alleen een poging ondernemen om de logica van de discussie bloot te leggen, voor zover er al van discussie en van logica sprake kan zijn. De Vlaamse denktanken, zo zal blijken, zijn niet in staat om het gegeven van de transfert in al zijn dimensies te denken, en als ze dat wel menen te kunnen doen, dan wordt het een klucht van formaat.

Binnen afzienbare tijd – in 2002? – zou Vlaanderen volgens welbepaalde denktanken een onafhankelijke staat moeten worden. Het voornaamste argument voor deze positie is ongetwijfeld dat Vlaanderen er alleen economisch beter van kan worden indien het onafhankelijk zou worden. Dit is een overtuiging waarover ik niet kan oordelen en waarvan ik me afvraag wie er eigenlijk wel over kan oordelen. De transfert van cijfermateriaal naar de publieke opinie lijkt altijd al een vreselijk ingewikkelde aangelegenheid te zijn geweest, die zo mogelijk nog delicater is dan de vermeende transferts waarover we wel eens adequate cijfers zouden willen zien. Cijfers lijken zo gemakkelijk te manipuleren: ze wisselen voortdurend naargelang de instantie die de cijfers meedeelt. Want een cijfer meedelen is één ding, een constellatie van cijfers meedelen die wederzijdse relevantie hebben, is nog iets anders. Misschien worden er zelden – laten we dat maar aannemen, we zijn al sceptisch genoeg – bewust foute cijfers de wereld ingestuurd, maar het gebeurt maar al te vaak dat er te weinig cijfers meegedeeld worden om de beschikbare cijfers te kunnen interpreteren. Maar ongetwijfeld zijn er toch een handvol Vlaamse technocraten die er het fijne van weten en voor wie de onafhankelijkheid van Vlaanderen neer zou komen op een doordachte economische beslissing. Het heeft er alle schijn van dat voor separatistische Vlaamse beleidsmakers het economische argument het belangrijkste is. Alles lijkt zich in deze toe te spitsen op het dossier over de sociale zekerheid en de beroemde transferts van Vlaanderen naar Wallonië. Het belangrijkste tegenargument van federalistische Vlaamse beleidsmakers krijgt dan ook, voor zover de discussie op economisch niveau gevoerd wordt, zijn beslag in het solidariteitsbeginsel. Dit solidariteitsbeginsel kan altruïstisch geïnterpreteerd worden, maar kan ook louter pragmatisch van aard zijn: wanneer Vlaanderen vandaag voor Wallonië in de bres springt, is het niet uitgesloten dat Wallonië morgen voor Vlaanderen hetzelfde zal moeten doen. De solidariteit kan met andere woorden ook utilitair geïnterpreteerd worden: wij helpen vandaag, omdat wij zelf morgen ook geholpen willen worden. Of nog anders, extremer: vandaag helpen wij Wallonië, opdat Wallonië morgen nog in staat zou kunnen zijn om ons te helpen. Van een zuivere transfert, een overdracht van geld dat voor Vlaanderen helemaal verloren zou zijn, is hier dan ook al evenmin sprake. Eigenlijk geeft Vlaanderen zelfs helemaal niets aan Wallonië. Het geeft om ooit terug te krijgen. Dubbel en dik. Het is overigens een illusie om te denken dat de transfert van de bevoegdheden inzake sociale zekerheid naar de gewesten een eind zal maken aan de transfertproblematiek als zodanig. Hoe lang zal het dan immers duren vooraleer men, binnen Vlaanderen, een transfert in de sociale zekerheid zal constateren van de provincies A en B, naar de provincies C, D en E? Ook dan zal het allicht volstaan om provinciale gevoelens aan te wakkeren, wil men afstevenen op een provinciale versplintering van Vlaanderen. Et sic in infinitum. Transfert is daarom niet een kwaal waaraan de huidige Belgische sociale zekerheid lijdt en die zou moeten worden vermeden, het is daarentegen de essentie zelf van het systeem: dat de sterkeren de lasten van de zwakkeren helpen dragen. Ongetwijfeld bestaan er misbruiken en moeten misbruiken worden vermeden: maar de transfert als zodanig is geen misbruik.

Sommige Vlamingen stellen de hele transfertproblematiek in de sociale zekerheid graag anders voor, op een manier namelijk die het grote publiek ook aan zijn trekken laat komen, omdat men er schijnbaar geen cijferscrupules bij hoeft te hebben. Het zou volgens sommigen immers weer maar eens het oude liedje zijn. Vlamingen zijn, zoals genoegzaam bekend, veel te goed, veel te vrijgevig; en de Walen zijn, dat zou ook geen betoog behoeven, onverbeterlijke verkwisters. De transfert-problematiek wordt op die manier van een vrij technisch, economisch domein overgeheveld, getransfereerd naar een domein van de psychologie, waarop iedereen specialist is. Niet de wetenschappelijk verantwoorde, experimentele psychologie van het Laboratorium van Géry van Outryve d’Ydewalle, maar de Volkerenpsychologie. Dat is handig bekeken, want het is een domein waarin de passies hoog kunnen oplaaien, waarin de transferts, zo zou de psychoanalyst zeggen, verzekerd zijn. Als we er de opinieartikels en lezersbrieven in de kwaliteitskrant-op-ons-niveau op nalezen, lijken Vlamingen heel precies te weten hoe Walen in elkaar steken. Vlamingen lijken wel van nature gediplomeerd in de Wallologie. De Waal is de uitbuiter, de onderdrukker, de heerser, de Vlaming is de slaaf, het slachtoffer dat zich “laat doen”. (Het perfecte SM-koppel dus. Het feit dat Vlaanderen eigenlijk groter, rijker en sterker is dan Wallonië mag dan op het eerste zicht bevreemdend zijn, maar eigenlijk is het dat ook niet: de omkering van de klassieke rolverdeling behoort nu eenmaal ook tot de SM-cultuur. Men denke aan de directeur die privatim maar wat graag het slaafje is van een Meesteres. Dat zou, zo vertelt men mij, een kick geven.) De boodschap van nogal wat lezersbrieven is dan ook dat Vlaanderen zich niet langer mag laten doen: applaus voor de Minister-President van Vlaanderen die durft te zeggen wat alle Vlamingen denken! Gedaan met de perverse relatie tusen Vlaanderen en Wallonië: back to basics! Er zou eindelijk een eind moeten komen aan eeuwen van onderdrukking van het Vlaamse volk. Maar het is zeer de vraag of er daadwerkelijk een eind zal gekomen zijn aan de onderdrukking van het Vlaamse volk indien het zich door zijn Minister-President laat gezeggen wat het over Vlaanderen moeten denken. Het vermeende financiële knechtschap van Vlaanderen aan Wallonië maakt dan immers de baan vrij voor een intellectueel knechtschap van Vlaanderen aan een handjevol opportunistische technocraten: de Minister-President van Vlaanderen en de vazallen die uit zijn hand eten.

Met de uiterst lucratieve titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen is de Vlaamse vorst er alvast in geslaagd om anders roerige kunstenaars monddood te maken. Ik weet natuurlijk wel dat hij die titel niet zelf bedacht heeft, hoe zou hij dat ook gekund hebben, er zit natuurlijk een brein achter het Brein, dat blijkbaar al zijn fantastische ideeën goed weet over te dragen naar zijn heer en meester, maar in principe hoef ik dat allemaal niet te weten, die informatie wordt ons namelijk niet overgedragen, alsof we om één of andere reden in de illusie moeten verkeren dat de Vlaamse vorst zelf denkt. Deze constructie verklaart ook waarom de Vlaamse vorst, ondanks alle kritiek, koppig blijft vasthouden aan de uitreiking van titels van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Aangezien hij het allemaal niet zelf heeft bedacht, snapt hij om te beginnen de kritiek al niet eens, en wordt hij hoe dan ook door de kritiek niet persoonlijk geraakt. De vermoedelijk illegale transfert van Italiaanse cultuurgoederen naar Vlaanderen had in dit licht misschien gezien kunnen worden als de wanhopige, maar ietwat drastische poging van Cultureel Ambassadeur Paul Van Nevel om het hele titelgedoe aan de kaak te stellen, indien de datering van de feiten hem daarbij niet van al te veel politieke prognosekwaliteiten zou hebben voorzien. Overigens moeten de meeste Culturele Ambassadeurs niet te luid schande roepen bij het geval Van Nevel, want zij hebben veelal zelf ook, alleen al door hun titel te aanvaarden, deze titel gestolen: zo noem ik het wanneer men de titel aanvaardt, maar privatim het hele gedoe maar nep en onrechtvaardig noemt. Vooral van kunstenaars die graag de mond vol hebben over hun unieke politieke verantwoordelijkheid en het Belang van de Kunst voor het Democratisch Gehalte van de Maatschappij zou men toch wat meer ruggegraat mogen verwachten. De Vlaamse vorst – of het brein achter dit Brein – hoeft nu alleen nog maar op het lumineuze idee te komen om ook Intellectuele Ambassadeurs van Vlaanderen te benoemen en hij zal volstrekt geen tegenstanders meer hebben.

II

Wanneer binnen de Vlaamse Beweging over de Vlaamse onafhankelijkheid ‘gedacht’ wordt, dan gebeurt dat niet (hoofdzakelijk) in economische, maar in culturele termen. Men heeft er namelijk het concept ‘culturele identiteit’ ontdekt, daar vervolgens het meest gesubsidieerde Vlaamse adjectief voor geplaatst en is er nu bijna zo heilig als van ‘God’ van overtuigd dat er toch iets aan die reeks klanken moet beantwoorden. De opiniepagina van de kwaliteitskrant-op-ons-niveau is een gegeerde plek voor variaties op dit thema. Maandag 18 juli 1994 was het weer eens zover. Het zoveelste seniele stuk waarin een vurig pleidooi wordt afgestoken voor de Vlaamse culturele identiteit, of onze eigen Vlaamse volksaard, wat dat ook moge zijn. “Vlaming zijn is een eretitel”, zo luidde de titel van het opstel van Robert Senelle, professor emeritus constitutioneel recht aan de Universiteit Gent en, indien het confidentieel gefluister klopt, in deze materie ook privéleraar van Prins Filip. Aan het Hof krijgt men mijns inziens dan ook heel vreemde theorieën te verwerken. (Het is overigens opvallend dat Senelle, enkele weken na het verschijnen van het bewuste opstel, in de kwaliteitskrant-op-ons-niveau van 16 augustus 1994, weer maar eens in de pen klimt – ditmaal om het belang van de rol van de koning in het federale België te onderstrepen. Het lijkt er sterk op dat men aan het Hof één en ander toch niet zo best verteerd heeft.)

Volgens Senelle bestaat er wel degelijk zoiets als een substantiële Vlaamse volksaard. In deze tijd van “natievorming van het Vlaamse land” zou het van belang zijn om zich daarover te bezinnen. Senelle heeft zich snel bezonnen: Vlamingen zijn diepgaand beïnvloed door het christendom, levenslustig, sceptisch, nuchter, religieus tolerant, noeste werkers, doorduwers, grote spaarders met een intens verenigingsleven, etc. U heeft het allemaal al eens gehoord, u hoort het hier nog maar eens opnieuw. De retoriek van de culturele identiteit waarvan Senelle zich graag bedient, heeft hier, zoals elders, veel weg van een strategie om zichzelf te kunnen feliciteren zonder daar ook maar iets voor te hebben moeten doen. Het is een manier om lui te kunnen blijven en toch een certificaat van werklust te verkrijgen. Want erg hard nagedacht wordt hier duidelijk niet. Het zijn de oude, vertrouwde clichés. Van atheïsten, luieriken, opgevers, verkwisters en eenzaten die toevallig Vlaming mochten zijn, zal Senelle ongetwijfeld zeggen dat ze een verwaarloosbare minderheid vormen of, indien dit niet het geval mocht zijn, dat ze hun Vlaamse volksaard verloochenen en dat zijn preek klaarblijkelijk niet nodeloos is. En zo heeft men natuurlijk altijd gelijk. Het vertoog over de (Vlaamse) culturele identiteit is een vertoog dat zichzelf onfalsifieerbaar maakt en daarom al evenveel intellectueel respect verdient als parapsychologie. Het zegt op een dogmatische manier: Vlamingen zijn zus en zo. En indien men een groep Vlamingen aanwijst die niet zus en zo zijn, wordt haastig gerepliceerd dat deze Vlamingen hun Vlaming-zijn verloochenen.

Van de Minister-President van Vlaanderen is bekend dat hij het niet heeft op intellectuelen die, zoals dat heet, hun Vlaamse identiteit verloochenen, die zich, zoals hij graag zegt, schamen om hun Vlaming-zijn. De criticus van het concept van culturele identiteit wordt aldus steevast buitenspel gezet als iemand die zijn Vlaamse culturele identiteit verloochent. De intellectueel, zo luidt de boodschap, is iemand die niet wil zijn zoals wij allemaal, die zich met andere woorden niet wil integreren en die we daarom maar moeten negeren. De waarheid is echter dat de criticus van de culturele identiteit Van den Brandes belangrijkste, om niet te zeggen enige politieke wapen dreigt te ontfutselen.

De gedachteloze retoriek van de culturele identiteit is namelijk onmisbaar geworden in de debatten over de verankering, de positie van het Nederlands in de Europese instellingen, de audiovisuele media, het project Vlaanderen-Europa 2002, etc. Het gebruik van het Nederlands in de Europese instellingen, de Europese protectionistische houding ten aanzien van de audiovisuele media in de GATT-onderhandelingen: telkens verdedigden politici hun standpunt met een verwijzing naar een vermeende culturele identiteit die bedreigd zou zijn. Een “andere” cultuur wordt daarbij steevast als een vijandige cultuur ervaren. Zo zou de transfert van Amerikaanse cultuurprodukten naar Europa in se een bedreiging betekenen voor de Europese cultuur. Europese politici laten zich graag laatdunkend uit over de ‘Amerikaanse pulp’ die de Europese markt zou overspoelen. Net zo ook zou de eventuele verschijning van een Scandinavische commerciële zender op de Vlaamse kabel een bedreiging betekenen voor de Vlaamse culturele eigenheid, alsof VTM – die nu plotseling voor de representant van die vermeende eigenheid moet doorgaan – dat concept niet zelf heeft opgeblazen door het succes van allerlei Amerikaanse series in Vlaanderen te bewijzen. Demaret zou het niet beter kunnen. Het is niet omdat de heer Hugo Weckx keuriger spreekt dat het allemaal veel serieuzer is wat hij te vertellen heeft: hij kletst even goed uit zijn nek als die andere Brusselse zwanzeur wanneer hij het heeft over de Vlaamse culturele identiteit die ten allen prijze moet worden gevrijwaard. Het slaat allemaal nergens op. De retoriek van de culturele identiteit is een wel zeer doorzichtige dekmantel voor de platste commerciële belangen. Het is overigens toch merkwaardig dat de culturele vijand wijzigt met het commerciële perspectief. Waar het in de GATT-onderhandelingen nog heette dat de Europese audiovisuele media beschermd moesten worden, omdat anders de Europese culturele identiteit in gevaar zou zijn, wordt Europa, in de discussie over de beperking van het aantal werktalen binnen de Europese Unie ineens synoniem voor afwezigheid van elke cultuur. Cultuur zou nu het privilege van de (Europese) regio’s zijn. Regionalisten als Van den Brande doen hun uiterste best om het Europa van de regio’s gelijkgesteld te zien met het Europa van de culturen. Elke regio zou een eigen cultuur hebben en het zijn alleen regio’s die een eigen cultuur hebben. Volk, cultuur, regio: het zouden concepten zijn die elkaar als Russische poppetjes naadloos omsluiten. Een regio is het territorium van een volk met een eigen cultuur; een cultuur is het distinctieve kenmerk van een volk in een welbepaalde regio, etc. Cultuur kan echter allerminst het privilege van een regio zijn. Regionalisten vegen immers alle niet-regionale culturen, de culturen in de Europese diaspora, onder de Europese mat. Tenminste, deze opmerking zou men hen kunnen maken indien men hen, concessu non datu, toegeeft dat culturen het privilege vormen van een volk. Mij lijkt het echter dat men niet alleen de gelijkstelling regio=cultuur in vraag moet stellen, maar ook de gelijkstelling cultuur=volk. Het toebehoren tot een welbepaald volk zegt als zodanig immers niets over de cultuur van een individu. Want cultuur blijkt onder meer uit de wijze waarop iemand met zijn toebehoren tot een welbepaald volk omgaat. En die wijze is niet gedetermineerd door dat toebehoren tot dat volk. Niets belet bijvoorbeeld dat men als Vlaming alleen maar Franse literatuur leest, dat men alleen de Japanse keuken lust, een overtuigd boeddhist is, en zich alleen maar goed weet uit te leven op Arabische muziek. Daar is niets pervers of verkeerds aan: cultuur is een vorm van sampling uit het mondiale cultuuraanbod geworden. De Vlaamse vorst en zijn vazallen hebben het daar moeilijk mee: bang voor al het vreemde en gekke dat van overal op de Vlamingen losgelaten wordt en hen zou kunnen desoriënteren, bevreesd voor de mondiale cultuurtransfert naar Vlaanderen, manen ze de Vlamingen aan zich op hun roots terug te plooien en de grote geschiedenis van het Vlaamsche volk – dat niet door Hendrik Conscience heeft leren lezen, maar veeleer, zoals Marc Holthof, één van de meest lezenswaardige critici van het Van den Brande-regime, terecht stelt, door Conscience is uitgevonden – te contempleren. Zij hebben daarvoor ook politieke motieven.

Senelle legt in zijn opstel expliciet een verband tusen een reflectie over de Vlaamse volksaard en de evolutie in de richting van een Vlaamse staat (weliswaar binnen een Belgisch federaal verband!). Het ziet er daarbij sterk naar uit dat mensen als Senelle zoeken naar culturele argumenten voor een verder doorgedreven staatshervorming. Een cultureel alibi voor de Vlaamse onafhankelijkheid staat in elk geval netter dan een puur commercieel motief, zo moeten sommigen allicht denken. De Vlamingen zouden een volk met een eigen aard vormen dat als zodanig recht heeft op een eigen staat. Dit is niets minder dan de idee van de natiestaat die nogal wat opiniestukkenschrijvers van de kwaliteitskrant-op-ons-niveau lijkt te bekoren. De idee van de natiestaat houdt in dat elk volk zijn eigen staat zou moeten hebben en dat elke staat niet meer dan één volk zou mogen omvatten. Natiestaatideologen en culturele identiteitsdenkers gaan op de weg naar de Vlaamse onafhankelijkheid hand in hand. De natie of het volk dat recht heeft op een eigen staat wordt vandaag immers steeds vaker gedefinieerd in termen van zijn vermeende culturele identiteit. De staat moet garant staan voor het vrijwaren van de vermeende eigen culturele identiteit en bij monde van zijn beleidsmakers treedt hij ook steeds vaker op die manier op. De fascinatie voor de idee van de natiestaat is echter niet alleen stompzinnig, zij is ook gevaarlijk en nefast.

De natiestaat is immers een bijzonder ongeschikt concept om de politieke organisatie van het samenleven te denken op het eind van de 20ste eeuw: dit wil zeggen in een mondiale samenleving waarin iedereen om het even waar zou moeten kunnen wonen en werken. De natiestaatgedachte koestert de illusie als zou het mogelijk zijn dat de wereld ooit zou bestaan uit staten die allemaal homogene volkeren groeperen. (We laten dan nog de vraag buiten beschouwing hoe men meent de wereldbevolking te kunnen opsplitsen in homogene volkeren, welke criteria men zal hanteren voor het toebehoren van een individu tot een welbepaald volk.) Zij is ervan overtuigd dat oorlogen veelal te maken hebben met het feit dat de huidige staten meestal geen homogene volkeren groeperen, maar leden van verschillende volkeren. De natiestaat komt dan ook op de proppen als de oplossing van alle problemen in ex-Joegoslavië, in Rwanda/Burundi, etc. De ideale politieke situatie zou deze zijn waarbij elk volk zijn eigen staat zou hebben en een staat niet meer dan één volk zou omvatten. Waar natiestaatideologen graag over zwijgen is dat deze ideale oplossing de facto etnische zuiveringen noodzakelijk maakt die ook niet zonder massaal bloedvergieten kunnen plaatsvinden. Bovendien blijft, in de veronderstelling dat elk volk in een eigen territorium zou kunnen worden teruggedrongen, altijd discussie mogelijk over de grootte van de toe te wijzen territoria, een discussie waarvan niet uitgesloten kan worden dat ze tot oorlog aanleiding kan geven. Eerder dan dat de natiestaatideologie ons de oplossing aan de hand doet voor al het geweld in de wereld, ziet het ernaar uit dat juist de fictie van de natiestaat verantwoordelijk is voor veel van het geweld in deze wereld.

III

De grootste cultuurmensen zijn ongetwijfeld diegenen die zich nooit ergens helemaal hebben thuisgevoeld en altijd de drang hebben gevoeld om te reizen, hetzij letterlijk, hetzij, indien ze minder fortuinlijk zijn, in hun hoofd, door het lezen van boeken, het bekijken van films, of door mensen te leren kennen die hier wonen en elders vandaan komen en te luisteren naar de verhalen die ze hebben meegebracht. Cultuur heeft met andere woorden veeleer te maken met het ontbreken van een culturele identiteit, dan met het hebben van zoiets. Cultuur wordt veel beter omschreven als de bereidheid om de eigen identiteit prijs te geven, op het spel te zetten, dan als het krampachtige behoud ervan. Wat heeft trouwens die Vlaamse culturele identiteit waar mensen als Senelle het voortdurend over hebben met mijn identiteit te maken, met de identiteit van de Vlaming die u en ik toevallig zijn? Missschien bent u helemaal weg van de horror van Ruggero Deodato, van de hard core muziek van John Zorn of de raï van Cheb Khaled, van het theater van Pina Bausch of het schilderwerk van Tapiès, en bent u verzot op sushi en sashimi en andere Japanse lekkernijen, volgens Robert Senelle zijn en blijven wij Vlamingen “het volk van Memling, Van Eyck, Mercator, Justus Lipsius, Brueghel, Rubens, Van Dyck, Van Helmont…” Dat was allemaal meer dan driehonderd jaar geleden, uw voorvaderen uit die tijd waren, zoals de mijne, misschien lang geen Vlamingen, maar dat lijkt Senelle niet in verlegenheid te brengen. Vlamingen als Senelle lijken het allemaal zelf nog te hebben meegemaakt. Is het werkelijk allemaal alsof het gisteren was? Voor de Vlaming die reist, behoort Rubens op geen enkele specialere manier tot het collectieve geheugen dan, zeg maar, Piero della Francesca, Francisco Goya of Andreï Roublev. De hedendaagse Vlaamse kunstenaar kan zich moeiteloos door Michelangelo laten inspireren en is niet voortbestemd om te schilderen als Brueghel, omdat hij nu eenmaal in dezelfde streek geboren is. Vlaamse kunstenaars behoren ook in de eerste plaats kunstenaar te zijn, en hoeven al helemaal geen “Vlaming” te zijn, hun Vlaming-zijn niet uit te dragen. De artistieke horizon houdt nu eenmaal niet op aan de landsgrenzen, laat staan aan de taalgrens.

Robert Senelle is het daar duidelijk niet mee eens. Vlamingen moeten volgens hem culturele missionarissen zijn. Alle Vlamingen worden bij hem culturele ambassadeurs, of ze de titel nu krijgen of niet: “de Vlamingen (moeten) altijd en overal getuigenis afleggen van hun eigen volksaard”. Als er in de plaats van Vlamingen “moslims” had gestaan en in plaats van “volksaard” “geloof”, dan zouden sommige Vlamingen allicht zeggen dat we met een fundamentalist te maken hebben. En dat is precies wat Senelle eigenlijk is: een Vlaamse cultuurfundamentalist.

Als er één staat geen natiestaat is, dan is het vanzelfsprekend België. België is juist daarom een aantrekkelijk symbool. Het staat immers niet voor eenheid, voor identiteit, etc., maar voor een gespletenheid tot in het oneindige. Indien België gewoon uit twee helften zou bestaan, dan zou alles eenvoudig zijn. Men zou de helften uit elkaar kunnen halen en er zou niets vreselijks gebeurd zijn. Maar België bestaat niet zomaar uit twee helften. België is min of meer gestructureerd als Bosnië-Herzegowina en is dus even moeilijk te “verdelen”. De Kroaten, Serviërs en Moslims heten hier Vlamingen, Walen, Duitstaligen, Nederlandstalige Brusselaars, Franstalige Brusselaars, etc. Naar aanleiding van de recente orakels van de Minister-President van Vlaanderen hebben sommige politici duidelijk en terecht gesteld dat België, indien het ooit uiteen zou vallen, alleen in drie uiteen kan vallen. België kan immers alleen maar uiteenvallen in Vlaanderen, Wallonië en … zichzelf. Uit de as van het oude België zal noodzakelijk en onmiddellijk een nieuw België als een feniks oprijzen. Indien het oude België ooit mocht verdwijnen, dan zal het nieuwe België immers Brussel heten. En dat nieuwe België zal onverwoestbaarder zijn dan het vorige. Door het Brusselse Gewest loopt nu eenmaal niet een “duidelijke” scheidingslijn tusen Nederlandstaligen en Franstaligen. (Het mag al duidelijk zijn dat die duidelijke scheidingslijn ook nu niet door België loopt, dat het een fantasme van separatisten is.) Bovendien zal het een België zijn waarin, o zoete wraak, de Franstaligen, anders dan in het oude België, in de meerderheid zullen zijn, de Vlamingen in een penibele minderheid. In het nieuwe België zal separatisme geen zinvolle politieke stelling zijn, en het bestaan alleen al van dit nieuwe België zal het bewijs leveren dat separatisme dat ook nooit geweest is. België is een metafoor voor gespletenheid en het is duidelijk dat men gespletenheid niet kan doen verdwijnen door te splijten. Het is dan ook volledig fout om te denken dat door de staatshervormingen België aan het verdwijnen zou zijn; integendeel: België begint nu pas te bestaan. De staatshervormingen zou men kunnen omschrijven als een proces van bewustwording van de Belgische realiteit. Van de Belgische identiteit, zo men absoluut wil. Die Belgische identiteit ligt in het ontbreken van een (bevlogen) identiteit. (Ik zou zelfs voorstellen, indien het ooit tot een scheiding zou komen, om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dan ook effectief Belgique/België te noemen en de koning over het kleine, maar dynamische koninkrijk te laten regeren, al was het maar om de Vlaamse separatisten voor eeuwig en altijd duidelijk te maken dat ze “België” als politiek probleem nooit zullen kunnen afschaffen. Waar Vlaanderen tevoren in België lag, zal België voortaan, als een worm, in Vlaanderen zitten En het is niet gezegd dat de nieuwe situatie Vlaamse separatisten niet meer zal ergeren dan de oude.)

Men moet het maar toeschrijven aan het feit dat ik zou afstammen van een deserteur uit het leger van Napoleon dat ik niet weet wat een vlag betekent. Men kan me dan ook maar meteen beschuldigen van de francofilie waarmee ik erfelijk belast zou kunnen zijn. Maar ik geloof niet dat de geschiedenis op die manier in de genen kruipt. Vlaming zijn is een eretitel, zo schreef Senelle. Eigenlijk had hij moeten schrijven: Vlaming zijn is een gen. U leest het zelf maar eens opnieuw: “Wij zijn in feite Boergondiërs gebleven, met een onblusbare levenslust, een fenomenaal oog voor licht en kleuren en een aangeboren gave om van het leven het beste te maken.” Of nog: “De vreemde heersers, die gedurende eeuwen het politieke lot van het Vlaamse land hebben bepaald, hebben bij de Vlamingen een aangeboren wantrouwen tegenover een sterk politiek gezag aangekweekt.” Wat meer wantrouwen ten aanzien van het would-be sterke gezag van de Minister-President van Vlaanderen zou anders diezelfde Vlamingen vandaag niet misstaan.

Ziezo dus, het is allemaal aangeboren, wij zijn allemaal gedetermineerd door de geschiedenis, het is allemaal de schuld van onze genen. De genetische transfert van de culturele identiteit lijkt het enige type van transfert te zijn waar de Minister-President en zijn vazallen het niet moeilijk mee hebben. De Vlaamse wetenschapper die nu ook nog het gen van het Vlaming-zijn ontdekt en het fantasmatische vertoog van de Vlaamse vorst wetenschappelijk onderbouwt, zal ongetwijfeld ad vitam worden uitgeroepen tot Wetenschappelijk Ambassadeur van Vlaanderen, dit is de Vlaamse Nobelprijs voor Uitstraling. De Minister-President van Vlaanderen doet er immers werkelijk alles aan om Vlaanderen in de wereld goed te doen overkomen. Vlaanderen uitdragen, overdragen, transporteren, exporteren. De man is met niets anders bezig. De Minister-President van Vlaanderen is dus voor alles Minister van Transfert. Er is echter een elementaire volkswijsheid, wie weet is het zelfs een Vlaamse, die zegt dat, wie al te zeer begaan is met de vraag of hij wel goed overkomt, helemaal niet meer overkomt. Inzake transfert kan men geen technocraat zijn. Transfert is een gave, een geschenk.