width and height should be displayed here dynamically

Works from Stichting Egress Foundation Amsterdam / Seth Siegelaub

Bij het betreden van de galerieruimtes van Jan Mot gaat het geoefend oog op zoek naar een voor de hand liggende accrochage, maar dwaalt onverhoeds af naar de schoorsteenmantel, de hoeken van de kamer en de muren van het kantoor. Slechts een zevental stukken hangen of staan verspreid op de gelijkvloerse verdieping van het herenhuis aan de Kleine Zavel in Brussel: samen vertellen ze een fragmentarisch, maar intrigerend verhaal over het fenomeen Seth Siegelaub (1941, New York – 2013, Bazel). 

Eind 2015 presenteerde het Stedelijk Museum Amsterdam de tentoonstelling Beyond Conceptual Art die het leven van Seth Siegelaub belichtte (zie De Witte Raaf nr. 180, maart-april 2016, voor een biografisch overzicht en een grondige bespreking van de tentoonstelling door Koen Brams), en hem niet enkel als een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de conceptuele kunst presenteerde, maar in het bijzonder als een buitengewoon actieve promotor en organisator voor de kunst, een geëngageerd voorvechter van de vrije meningsuiting en pleitbezorger voor de rechten van de kunstenaar. De tentoonstelling – die vergezeld ging van een uitmuntende catalogus, in de geest van Siegelaub als exhibition-as-catalogue – kwam tot stand in samenwerking met Siegelaubs partner Marja Bloem, tevens voormalig conservator van het Stedelijk.

De tentoonstelling bij Jan Mot focust op enkele kunstenaars met wie Siegelaub heeft samengewerkt – zoals ook de titel aangeeft – en met wie hij een persoonlijke band ontwikkelde. Als vervolg op de selectie uit de boekencollectie van Seth Siegelaub die hij in 2014 presenteerde, koos Jan Mot, eveneens in samenwerking met Marja Bloem, een handvol stukken uit de collectie en het archief van de Stichting Egress Foundation. In 2000 stampte Siegelaub deze Stichting uit de grond met het oog op het samenbrengen van het vierledig onderzoek waaraan hij zijn hele leven heeft gewijd: de hedendaagse kunsttheorie, legale kwesties in de kunst, de geschiedenis van textiel en ten slotte tijd en causaliteit in de fysica. Een groot deel van het archief werd door Siegelaub enige jaren voor zijn overlijden aan het MoMA geschonken. Enkele documenten worden echter nog steeds door de Stichting zelf bewaard; hier blijkt dat ze in hun hoedanigheid het midden houden tussen een kunstwerk en een archiefdocument. Zo is er bij Mot een brief te zien van Hanne Darboven, gedateerd 21 oktober 1994. Op het met vouwen gestructureerd papier – vermoedelijk kwam dit document als een brief in de bus terecht – richt Darboven in haar herkenbare handschrift een groet aan Bloem en Siegelaub.

Aansluitend op nieuwe vraagstukken tijdens de late jaren 50 en vroege jaren 60 omtrent de status van het kunstwerk en de rol van de kunstenaar exploreerde Siegelaub op radicale wijze het concept van de tentoonstelling. Tussen 1964 en 1966 opereerde hij als onafhankelijk tentoonstellingsmaker – de eerste in zijn soort – kunstpromotor en private dealer, vanuit zijn experimentele galerieruimte Seth Siegelaub Contemporary Art, en daarna nog een aantal jaren vanuit zijn appartement aan Madison Avenue, waar hij eveneens zijn collectie handgeweven textiel bijeenbracht. In die periode zette hij allerhande projecten op poten in de Verenigde Staten en West-Europa met kunstenaars als Carl Andre, Robert Barry, Lawrence Weiner, Daniel Buren, Jan Dibbets, Joseph Kosuth en Douglas Huebler. Legendarische publicaties uit deze periode zijn onder meer The Xerox Book (1968) en July, August, September 1969, waarbij het boek zelf de eigenlijke tentoonstellingsruimte vormt. Bij Jan Mot is een ontwerpschets van Sol LeWitt voor The Xerox Book te zien. Intrigerend is om deze originele versie – compleet met ietwat slordige hoekjes en vlekken, en verkleuringen in het papier die hier niet door de kopieermachine geneutraliseerd werden – te vergelijken met het definitieve ontwerp dat opgenomen werd in de publicatie. Verder is ook een tekening te zien uit 1969, met een kleine nota gericht aan Siegelaub, van Rosemarie Castoro. De schets toont een tot de verbeelding sprekend idee voor een performance of installatie – met als titel Mover of Ceilings – waarvan niet duidelijk is of deze al dan niet werd uitgevoerd in Siegelaubs appartement.

Blikvanger in de tentoonstelling bij Mot is het werk dat bij de eerste aanblik onzichtbaar is, maar zijn effect niet mist in de ruime, bijna lege tentoonstellingsruimte van de galerie: Lawrence Weiners Firecracker residue of explosions at each corner of the exhibition room. Dit idee uit 1969 wordt hier voor het eerst fysiek uitgevoerd en niet louter als talige aanwezigheid gepresenteerd (in een boek of aan een muur). De restanten van vier voetzoekers liggen verspreid over de grond, in de hoeken van de kamer zijn de roetsporen van de kleine steekvlammen nog zichtbaar.

Zoals Siegelaub zelf aangeeft in een interview met Koen Brams (zie De Witte Raaf nr. 150, maart-april 2011) is zijn archief een toevallige accumulatie van allerhande documenten, van brieven en tekeningen tot facturen en notities, die hij – ongestructureerd – bewaarde. Het archief loopt gelijk met de enorme verzameling boeken en textiel, maar ook de kunstwerken die terloops in zijn bezit kwamen, als geschenk, of souvenir van een vruchtbare samenwerking. De kunstcollectie groeide eerder in de marge van zijn activiteit als kunstpromotor, die voor elk project een uitgekiend business plan op zak had.

Op de schoorsteenmantel in de aanpalende kamer staan Carl Andre’s Seven Books of Poetry, op 36 exemplaren uitgegeven door Seth Siegelaub en Virginia Dwan in 1969. De ringmappen staan in gesloten vorm opgesteld, beschermd door een doos in plexiglas, waardoor de poëtische inhoud gereduceerd wordt tot de associaties die de titels aan de rugzijde van de mappen oproepen, zoals America Drill, A Theory of Poetry en Shape and Structure.

Ter gelegenheid van deze tentoonstelling liet kunstenaar Laurent Sauerwein zijn eigen ontwerp uit 1989 – dat eveneens in de tentoonstelling te zien is – voor een archeologisch liniaal uitvoeren, als een soort eerbetoon. Voor Siegelaub symboliseerden textiel en zijn historische patronen de uitwisseling van culturen die wereldwijd steeds in beweging zijn en door generaties worden overgedragen. Sauerwein besloot het kleine meetinstrument te presenteren naast een stuk textiel uit de collectie van de Stichting, geselecteerd door Bloem.

Met deze bescheiden en toch weinig evidente tentoonstelling biedt Jan Mot de bezoeker de mogelijkheid om terug te blikken op een tijd waarin kunstenaars – gedreven door een intense uitwisseling met collega-kunstenaars en curatoren – zichzelf trachtten heruit te vinden en de kunstwereld binnenstebuiten wilden keren, met bittere ernst maar tegelijk een verrassend gevoel voor humor.

 

Carl Andre, Rosemarie Castoro, Hanne Darboven, Sol LeWitt, Laurent Sauerwein, Lawrence Weiner. Works from Stichting Egress Foundation Amsterdam / Seth Siegelaub, tot 26 mei bij Jan Mot, Kleine Zavel 10, 1000 Brussel (02/514.10.10; janmot.com).