Up Close & Personal. Cultuurcentrum Mechelen.
Na Katerina Gregos’ ambitieuze tentoonstelling Newtopia over mensenrechten, loopt in het Cultuurcentrum Mechelen een heel wat bescheidener groepstentoonstelling met als titel Up Close & Personal. De expo is het resultaat van een ‘persoonlijke’ ontmoeting en hechte samenwerking tussen zes kunstenaars. Twee jaar geleden besloten kunstenaar Herman Van Ingelgem en programmator Koen Leemans om een tentoonstelling te maken met generatiegenoten die een gelijkaardige omgang met installatiekunst vertonen. Dat leidde tot een expo die, naast werk van Van Ingelgem zelf, bijdragen omvat van Stefaan Dheedene, Leon Vranken, Koenraad Dedobbeleer, Kristof Van Gestel en (de wat later uitgenodigde) Ben Meewis.
Bij het betreden van de tentoonstellingsruimte vallen de ruimtelijke ingrepen in de architectuur en het interieur van het cultuurcentrum haast niet op. Zo heeft Stefaan Dheedene zich ertoe beperkt de houten plankenvloer van de eerste ruimte te bekleden met een grijs tapijt met zwarte arceringen, een bijdrage die je als ruimtelijke ingreep, maar evengoed als een vorm van interieurinrichting kan bekijken. Aan de wanden zijn eikenhouten leuningen bevestigd. Enkel het feit dat de leuning over de deuropeningen doorloopt, doet vermoeden dat het om een artistieke ingreep gaat: een werk van Leon Vranken. Ook Koenraad Dedobbeleer en Ben Meewis gebruiken de taal van het interieur. Zo hebben ze de deuren en deurlijsten in de zalen respectievelijk in een vuilroze en donkerbruin geschilderd, en van nieuwe groene klinken voorzien. Voorts haalden zij de radiatoren en airco-installaties uit hun nissen en zetten ze de lijsten van die ontmantelde, gapende muurholtes in een groene kleur. Dedobbeleer en Meewis zoeken net die plekken op die het minst om aandacht vragen. Tegelijk biedt hun bijdrage inzage in wat achter de wanden schuilgaat – in de ‘anatomie’ van de ruimte.
In de twee uiterste zalen wordt daarentegen werk getoond dat zich midden in de ruimte posteert. Er staan wit geschilderde, geblokte sculpturen van Herman Van Ingelgem opgesteld, die in tegenstelling tot de meeste ingrepen in de tentoonstelling zich wél duidelijk manifesteren in de ruimte. Anderzijds sluiten ze dan weer prima aan bij de (traditioneel) witte wanden van deze hedendaagsekunstruimte… en bij nader inzien zijn ze zelfs nog intiemer met die ruimte verbonden: de vormen blijken namelijk afgietsels op oorspronkelijke schaal te zijn van de negatieve ruimte in de doorgangen tussen de ruimtes in het Cultuurcentrum.
Zo schept de tentoonstelling contrasten tussen (discrete) ingrepen op de architectuur en sculpturaal werk, zonder dat de relatie met de ruimte doorbroken wordt. Toch bevat de tentoonstelling nog een kleine ruimte met een totaal ander karakter. Na onder Vrankens leuning gekropen te zijn, betreden we een kamer waarin talloze objecten worden getoond: stukken meubilair, twee kachels die strategisch voor de verwarming geplaatst zijn, een emmer met een koord, een plastic draagzakje met kleurkaart, uitgefreesde vormen verstrooid over de vloer, ondefinieerbare houten objecten (of zijn het sculpturen?) op wieltjes, een in plastic gewikkelde ladder, gestapelde tapijten met ingeweven citaten – het zijn stuk voor stuk merkwaardige voorwerpen die in hun verwijzing naar eenvoudige huiselijkheid openstaan voor meerdere interpretaties. De objecten lijken in elkaar over te lopen, maar hebben tegelijk een eigen cachet. De ruimte doet denken aan een volgestouwde garage of bergruimte, maar wederom niet helemaal: zo suggereren ettelijke verdubbelingen (twee kachelvormen, twee tafels, twee stoelen van verschillende grootte…) dat achter dit vreemde samentroepen alsnog een zekere wetmatigheid schuilgaat.
De manier waarop deze kunstenaars aan de slag gaan met objecten die tot de gewone orde der dingen lijken te horen, doet denken aan het grote belang dat de Franse schrijver Georges Perec hechtte aan het banale, het gewone, aan datgene wat zich op de achtergrond bevindt – het ‘infra-ordinaire’ zoals hij het zelf noemde. Perec maakte er een punt van om datgene te onderzoeken wat vanwege zijn banaliteit niet opgemerkt wordt. In zijn magnum opus La Vie, un Mode D’emploi legt hij een willekeurig moment vast in een appartementsgebouw in Parijs om vanuit dat ene bevroren beeld allerlei narratieve verwikkelingen te spinnen. De bezoekersgids van de tentoonstelling is op een vergelijkbare manier geconcipieerd. In plaats van een beschouwende tekst, die de betekenis van de dingen al op voorhand zou gijzelen, opteerden de kunstenaars voor een gedetailleerde beschrijving van wat er in de ruimte te zien is, opgemaakt door een lokale deurwaarder. Op die manier laten de kunstenaars de vormelijke objecten en ingrepen zelf aan het woord en wordt een terugkeer naar de wereld die ons omringt mogelijk gemaakt. Of zoals Susan Sontag in Against Interpretation schreef: ‘The world, our world, is depleted, impoverished enough. Away with all duplicates of it, until we again experience more immediately what we have.’
• Up Close & Personal loopt tot 16 juni in de expozalen van het Cultuurcentrum Mechelen, Minderbroedersgang 5, 2800 Mechelen (015/29.40.00; www.cultuurcentrummechelen.be). Als publicatie bij de tentoonstelling verscheen een nieuwe Nederlandse vertaling van Le Plaisir du Texte van Roland Barthes.