Useful Photography #002
De enige tekst van het onlangs verschenen tweede nummer van Useful Photography bevindt zich op de achterkant van de omslag en luidt als volgt: “Many thousands of people now own a digital camera. Many thousands more sell their personal items over the internet everyday. Everyone is a photographer and all their homes are studios. Useful Photography #002 is a tribute to this new kind of photographer in the world of virtual selling.”
Op zo’n tweehonderdvijftig pagina’s staan foto’s van spullen die te koop zijn aangeboden op de internetveiling Ebay, geselecteerd door Hans Aarsman, Claudie de Cleen, Julian Germain, Erik Kessels en Hans van der Meer. De voorwerpen zijn duidelijk gefotografeerd, voor achtergronden gecreëerd door tafelkleden, lakens of vloerbedekkingen. Soms is nog een stuk hand of voet zichtbaar. Het geheel doet denken aan een vlooienmarkt. Je herkent speelgoed of ouderwetse meubels, je verwondert je over de lelijkheid van een bordje met een afbeelding van president Kennedy; of je bent verbaasd dat mensen viezige papieren kerstversiering, of niet te definiëren machineonderdelen verkopen – en kopen.
Afgezien van hun digitalisering en verspreiding op het internet, is dit soort foto’s niet nieuw. Dingen worden al langer op vergelijkbare wijze gefotografeerd, als mensen ze willen verkopen. Waarom vereert Useful Photography deze digitale kiekjes dan met een ‘tribute’? Waarom voelen de fotografen, waar de redactie voornamelijk uit bestaat, zich aangetrokken tot dergelijke fotografie?
Wellicht is de redactie gefascineerd door de tweedehands spullen en door de alledaagse omgeving waar ze vandaan komen. In dat opzicht sluit Useful Photography aan bij het documentaire oeuvre van de fotografen Hans Aarsman en Hans van der Meer. Maar de samenstellers zijn minstens ook in de specifieke representatiewijze van de foto’s geïnteresseerd. Foto’s die, wat dat betreft, in niets lijken op de uitgebalanceerde en technisch perfecte beelden van Aarsman en Van der Meer. Useful Photographybenadrukt het amateuristische, het anonieme en het functionele van deze beelden.
Die interesse in alledaagse vormen en stijlen leeft al sinds het midden van de jaren negentig bij verschillende kunstenaars, ontwerpers en fotografen; denk aan de snapshots van Juergen Teller en Richard Billingham. De Engelsman Martin Parr heeft in verschillende boekjes de saaiheid en banaliteit van amateurfotografie belicht, door bijvoorbeeld Boring Postcards te verzamelen of clichématig bewerkte of geënsceneerde Autoportraits te laten maken bij straatfotografen en in pasfotohokjes. Jop van Bennekom wijdde zijn experimentele tijdschrift RE- aan het dagelijks leven, en KesselsKramer presenteren in de reclames van bijvoorbeeld Ben op sobere wijze ‘gewone mensen’ in een alledaagse context. Erik Kessels, die onder andere actief is als artdirector bij KesselsKramer en curator was van de eerste tentoonstelling in het nieuwe Foto Museum Amsterdam, uitte zijn interesse voor alledaagse amateurfotografie onlangs in het boekje In Almost Every Picture (Artimo, Amsterdam, 2001). Het staat vol gevonden vakantiekiekjes, waarin steeds dezelfde vrouw poseert op verschillende toeristische en romantische plekken: een ontroerend portret van een vreemde, in een voor iedereen herkenbare vorm.
De fascinatie voor alledaagse vormen is nog steeds alomtegenwoordig. Alleen, wat verwacht men van deze vormen? Hoopt men dat deze onbevangen amateurfoto’s, in hun eenvoud, functionaliteit of persoonlijke relevantie, betekenisvoller zullen zijn dan professionele foto’s, die gebaseerd zijn op esthetische en conceptuele overwegingen? Zijn dergelijke ‘echte’ beelden beter in staat iets te zeggen over onze alledaagse werkelijkheid? Of vlucht men alleen maar voor een stortvloed van overgedesignde en commerciële stijlen?
De teksten die Hans Aarsman in verschillende publicaties bij zijn eigen of gevonden foto’s voegde – als een soort dagboeknotities – geven een dubbel antwoord. Ze getuigen van een grote liefde voor de fotografie, maar zijn ook doordrongen van het besef dat het medium niet in staat is (de ervaring van) het heden uit te drukken. Aarsman waardeert juist het onplooibare en stugge karakter van fotografie. Hij heeft een afkeer van pogingen om met de camera één specifieke emotie op te wekken of één bepaalde betekenis te creëren. Hij wilde in zijn foto’s alles gelijkwaardig weergeven, zodat je naar alle elementen kunt kijken zoals je op straat om je heen kijkt, en hier en daar je ogen op laat rusten. In Aarsman’s Amsterdam (De Verbeelding, Amsterdam, 1993) waarschuwt hij de lezer echter, na een beschrijving van zijn bejaarde vader die niet op tijd kon aangeven dat hij moest plassen: “Denk niet te kunnen ontkomen aan wat het bestaan steeds van de enkeling eist: het innemen van standpunten, het formuleren van de wil.” (p. 36). Ook de makers vanUseful Photography ontkomen daar niet aan, en daarin schuilt de contradictie van hun blad. De beelden worden nadrukkelijk als gebruiksfotografie bestempeld, ze worden op een neutrale en gelijkwaardige wijze gepresenteerd. Maar tezelfdertijd verliezen ze hun functioneel karakter, doordat ze in een mooi uitgegeven publicatie staan, en in het Amsterdamse kunstenaarsinitiatief W139 te zien waren. De makers gingen zelfs nog verder, door op de veilingsite Ebay een verzameling afdrukken van de foto’s te veilen, in combinatie met een gebonden en gesigneerde uitgave van Useful Photography. Zo krijgen de foto’s een unieke kwaliteit. Door de publicatie, de tentoonstelling en de internetveiling worden de beelden op een voetstuk geplaatst, en geven de makers uiting aan hun wellicht jaloerse bewondering voor de eenvoud waarmee de camera hier werd gehanteerd.
• Useful Photography #002 van Hans Aarsman, Claudie de Cleen, Julian Germain, Erik Kessels en Hans van der Meer werd in 2002 uitgegeven bij Artimo, Fokke Simonsstraat 8, 1017 TG Amsterdam (020/330.25.11; www.artimo.nl). ISBN 90-75380-46-1.