width and height should be displayed here dynamically

Verbouwing en openingstentoonstellingen White-chapel Art Gallery, Londen

Een van de sympathiekste kunstinstellingen in Londen is de Whitechapel Art Gallery. De door architect C. Harrison Townsend in 1901 opgeleverde ‘artists gallery for everyone’ is nog altijd gemakkelijk te herkennen aan zijn sobere, maar toch een beetje aan de Weense Sezession herinnerende jugendstilgevel. Binnen hebben er echter grote veranderingen plaatsgevonden. Doordat het belendende bibliotheekgebouw thans deel uitmaakt van de galerie, is het vloeroppervlak verdubbeld. Het Belgische architectenpaar Paul Robbrecht en Hilde Daem, bekend van hun uitbreiding van Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam, heeft de vroegere ruimtes, met respect voor de geschiedenis van de gebouwen en met handhaving van de oude indeling, op een serene wijze aan elkaar gekoppeld. Voortaan kun je vanuit de inkomhal – op straatniveau – ook naar rechts, waar zich een boekwinkel, restaurant en bar bevinden en via de oude bibliotheektrap naar verschillende zalen die gedomineerd worden door oude gietijzeren pilaren en die aansluiten bij de maatvoering van de bibliotheek. Ook zijn er achter en boven de ‘oude’ expositiezalen extra ruimtes te ontdekken. De verbouwing heeft onder andere een mooie zaal met ouderwets bovenlicht opgeleverd, enkele bijna kabinetachtige ruimtes, een verrassende gang en ook diverse aardige hoekjes. Het zijn ruimtes die uitnodigen om er tentoonstellingen van uiteenlopende aard in te richten. En dat heeft de staf van de Art Gallery dan ook gedaan. Het programma kenmerkt zich door respect voor de geschiedenis van de galerie, alsook door een intensivering van het multidisciplinaire aanbod.

Van meet af aan heeft de Whitechapel Art Gallery zich onderscheiden door het bijna ongebreidelde optimisme waarmee ze haar activiteiten op de buurt heeft gericht. Het begon allemaal met de droom van Samuel Barnett, een 19de-eeuwse Anglicaanse pastoor die na zijn aanstelling in de wijk er alles aan deed om zijn ideaal te verwezenlijken: ‘To bring great art to the people of east London’. Het lukte hem om midden in East End – dat als achterbuurt met stinkende pensionnetjes, bordelen en roversholen het decor vormde waartegen Jack the Ripper eind 19de eeuw opereerde – een reep land te kopen en daarop een kunstgalerie te laten bouwen. Er werden meteen tentoonstellingen ingericht waar alle East Enders konden kennismaken met moderne kunst: werken van de fauves, de kubisten en de vorticisten, de Engelse variant op de Italiaanse futuristen. Educatie heeft altijd hoog op de agenda gestaan, en was meestal op kinderen gericht, maar er werden ook manifestaties gehouden om begrip te kweken voor andersdenkenden en om solidariteit te bevorderen. Het bekendste voorbeeld daarvan is de tentoonstelling van Spaanse kunst in 1939, waar Picasso’s Guernica uit 1937 een centrale plaats innam. Roem vergaarde de Whitechapel Art Gallery vooral in de naoorlogse jaren toen Bryan Robertson in 1952 het roer overnam. In het zog van de in 1956 door de Independent Group (met onder andere Richard Hamilton) georganiseerde tentoonstelling This is Tomorrow, die de (Engelse) pop art op de kaart heeft gezet, ontwikkelden zich in deze wijk de hippe scenes die de nieuwste ontwikkelingen in de muziek, mode en kunst bepaalden. Ze kwam ook als woonplek in trek. David Hockney streek er neer en de legendarische Leigh Bowery, geliefd model van Lucian Freud, woonde er vanaf begin jaren 80 om de hoek. Nu werken onder andere Tracey Emin en de broers Dinos en Jake Chapman in de buurt. Directeur is sinds 2002 – na Nick Serota (1976-1988) en Catherine Lampert (1988-2002) – Ilona Blazwick.

Opvallend voor het huidige beleid is het veelvuldig inschakelen van kunstenaars: bij het bedenken van tentoonstellingen, bij het ontwerpen en uitvoeren van educatieve programma’s, bij het vormgeven van het meubilair en de verlichting, alsook bij tal van andere kleinere projecten. Helemaal in dezelfde geest is het project te situeren om jaarlijks, op basis van de geschiedenis van de voormalige bibliotheek, een site specific werk te laten ontwikkelen. Daarvoor wordt dit jaar geen curator, kunstkenner of historicus uitgenodigd, maar een kunstenaar, in dit geval de Poolse, in Londen werkende kunstenares Goshka Macuga. Zij heeft voor deze opdracht de al genoemde tentoonstelling uit 1939 met Picasso’s Guernica als uitgangspunt genomen en verzamelde documentatie rond dat evenement, alsook het vervolg daarop, namelijk de mislukte pogingen van Bryan Robertson en Serota om respectievelijk in 1952 en 1980 dit schilderij nog eens naar de Whitechapel Art Gallery te halen. Macuga heeft voor haar tentoonstelling het tapijt geleend dat naar Picasso’s meesterwerk gemaakt is en dat door de eigenaar Nelson Rockefeller uitgeleend is aan het hoofdkantoor van de VN in New York. In London hangt achter dit tapijt het blauwe gordijn waarmee Colin Powell in februari 2003 het doek had laten afdekken, om een neutrale achterwand te creëren waartegen hij de inval van Bush in Irak kon aankondigen. Een poging die averechts gewerkt heeft. Sindsdien wordt het Amerikaanse bombardement op de Irakese stad Falluja vergeleken met de aanval van de fascisten op Guernica. In de ronde vitrineconferentietafel, die voor het tapijt is gezet, liggen diverse documenten. Macuga werkt nog verder aan haar project en brengt er dit najaar een publicatie over uit. De expositie loopt tot volgend jaar, 18 april 2010.

Enigszins verwant is de kleine expositie die in een vertrek van de voormalige bibliotheek is ingericht, The Whitechapel Boys. Ook deze expositie is direct gerelateerd aan de geschiedenis van de plek, en dan vooral in haar betrokkenheid op de buurt. Met de jongens uit de titel zijn hier de Joodse jonge kunstenaars en schrijvers bedoeld die elkaar in de jaren 10 van de 20ste eeuw in de Whitechapelbibliotheek troffen, om er hun opvattingen over een nieuwe, dynamische kunst te bespreken. Tot deze avant-gardisten behoorden de beeldhouwer Jacob Epstein, de schilders David Bomberg en Mark Gertler en enkele schrijver-dichters onder wie Isaac Rosenberg. Van hen zijn enkele mooie tekeningen uit die vroege periode geleend waaruit een manifeste invloed van de Italiaanse futuristen blijkt. Een kwart van de bevolking van East End was toen Joods, zoals je nu veel Aziaten in de buurt lijkt waar te nemen, vooral Bengalezen, die hun eigen religies en gewoontes meenamen.

Een andere soort tentoonstelling in de nieuwe Whitechapel Art Gallery ligt in de lijn van de grote solo-exposities die Serota hier introduceerde. Tot 21 juni loopt er een groot overzicht van Isa Genzken (zie elders in dit nummer). Bescheidener van omvang is de expositie van een selectie uit de collectie van de British Council (niet te verwarren met de Art Council!), die door Michael Craig-Martin is samengesteld (opnieuw een kunstenaar). Deze verzameling Engelse kunst van de British Council bevat momenteel ongeveer 8.500 werken en is aangelegd met de bedoeling er tentoonstellingen mee te maken die in het buitenland kunnen rondreizen. Daarvoor worden ook actief buitenlandse locaties gezocht en partners benaderd. De British Council is inmiddels al 75 jaar op die manier bedrijvig.

Craig-Martin, die zelf in de collectie vertegenwoordigd is en dus weet welke voordelen daaraan verbonden zijn (de kunstenaars mogen vaak meereizen om ter plekke werk uit te voeren en te installeren of contacten te leggen), heeft gekozen voor een tentoonstelling met vroege aankopen: Great Early Buys. Interessant daarbij is dat elk werk een ‘paspoort’ bezit met allerhande gegevens, onder meer de tentoonstellingen waarop het te zien was. Op Great Early Buys zijn verder enkele fantastische stukken te zien, zoals het geel-zwarte fotowerk van een kersenboom van Gilbert & George, Intellectual Depression uit 1980, Lucian Freuds portret van zijn eerste vrouw Kitty Epstein (dochter van de beeldhouwer), Girl with Roses uit 1947-48, en een serie Selfportraits van Sarah Lucas uit 1990-1999, getoond op haar behangetje van met filtersigaretten geknutselde borsten. Daarbij is het leuk om te worden geïnformeerd over de prijzen die er destijds voor betaald zijn – voor de genoemde werken achtereenvolgens: in 1981 £ 3.105, (omgerekend naar Euro’s nu € 3.490), in 1948 £ 157,50 (idem € 177) en in 1999 £ 6.168 (idem € 6.933). Zo biedt de tentoonstelling tevens zicht op het omhoogschieten van de kunstprijzen vanaf de jaren 80. Alles samen is het een mooie start van de nieuwe, vergrote Whitechapel Art Gallery, na een verbouwing die twee jaar duurde en die £ 13,5 miljoen heeft gekost.

 

Passports: Great Early Buys from the British Council Collection tot 14 juni 2009; The Whitechapel Boys tot 20 september 2009; The Bloomberg Commission: Goshka Macuga: The Nature of the Beast tot 18 april 2010, alle in de Whitechapel Gallery, 77-82 Whitechapel High Street, Londen E1 7QX (020/7522.7888; www.whitechapelgallery.org).