Victor Horta
Niet omdat Europalia eindelijk heeft ingezien dat er heel wat sleet zit op haar gebruikelijke formule, maar gewoonweg omdat politieke strubbelingen het Turkije-project voor een jaartje hebben uitgesteld, besloot Europalia dan maar een keertje het werk van België’s beroemdste architect Victor Horta in het daglicht te zetten. Dit gebeurt uiteraard in het voor Europalia vertrouwde Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, dat door de bouwmeester zelf in de loop van de jaren ’20 werd opgetrokken. In verschillende opzichten is het resultaat een beetje een halfslachtig compromis geworden. Zo vormde de Horta-tentoonstelling de aanleiding tot het herstel van de oorspronkelijke toestand van de monumentale beeldenzaal, die in de vroege jaren ’70 met behulp van een modulair blokken- en buizensysteem ingrijpend was verbouwd. De bezoeker die de oude toestand nooit heeft gekend of deze nog nauwelijks voor de geest kon halen, wordt ongetwijfeld geïmponeerd door de klassiek geïnspireerde monumentaliteit die het late werk van Horta kenmerkt. De vraag rijst echter wat de organisatoren van de tentoonstelling met deze reconstructie bedoelden gezien de restauratie eigenlijk beperkt bleef tot deze indrukwekkende ruimte, die op de eerste plaats een representatieve functie had. De tentoonstellingszalen, die aan een dringende opknapbeurt toe zijn, werden vrijwel onaangeroerd gelaten en alleen al in die zin is de tentoonstelling een gemiste kans. Horta’s bouwwerk wordt in het parcours van de tentoonstelling vooral met oude foto’s geëvoceerd en het valt te betreuren dat weinig werd ondernomen om het gebouw zelf tentoon te stellen of om het op z’n minst op een meer doortastende wijze bij de expositie te betrekken. Het resultaat is zowat te beschouwen als een combinatie van een typische, oubollige, op het grote publiek mikkende Europalia-tentoonstelling die veel geld heeft gespendeerd aan een tweetal tot in het kleinste detail uitgewerkte maquettes enerzijds, en een meer autoreflexieve tentoonstelling van de hand van het architectenduo Paul Robbrecht en Hilde Daem anderzijds. Robbrecht & Daem, die op dit terrein nochtans ruimschoots hun sporen hebben verdiend en het PSK reeds eerder voor “I Fiaminghi a Roma” architecturaal ondersteunden, hebben hun talent nu niet ten volle kunnen ontplooien. Hoogtepunt van de expositie is ongetwijfeld de onderlinge juxtapositie van enkele plannen van woonhuizen van Horta en de wijze waarop ze worden geconfronteerd met de door beeldend kunstenaar Philip Van Isacker gerangschikte brokstukken van het in de jaren ’60 neergehaalde Volkshuis. Bovendien wordt Horta’s organische vormgeving beantwoord door foto’s uit Karl Blossfeldts “Urformen der Kunst”, die zowel temidden de Horta-tentoonstelling als in de antichambres van het PSK terug te vinden zijn. Nog tot 5 januari. Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.84.66).