width and height should be displayed here dynamically

Vijftien jaar Verbeke Foundation

Verbeke Foundation, Kemzeke, 2022

Sommige verzamelaars, zo suggereerde Baudelaire, brengen kunstobjecten bij elkaar die bij hun natuur passen, en die ze omvormen tot familieleden die ze zelf kunnen kiezen. Zou het waar zijn voor Geert Verbeke (1953), hoofd van de Verbeke Foundation in het Oost-Vlaamse Kemzeke, op nog geen kilometer van de Nederlandse grens? Tot 2004 was hij directeur van een transportbedrijf met tachtig werknemers. In datzelfde jaar opende Extra City in Antwerpen, in een graansilo die Verbeke in concessie hield, en die hij voor een symbolische euro verhuurde aan de kunsthal. Toen dit erfgoed moest wijken voor het Havenhuis van Zaha Hadid (en Extra City voor het eerst verhuisde), besloot Verbeke zich te richten op het natuurgebied dat hij met zijn firma exploiteerde – twaalf hectare langs de expresweg tussen Antwerpen en Zeebrugge. De loodsen en serres werden omgebouwd tot tentoonstellingsruimtes, toegankelijk voor het publiek sinds 2007, net als de rest van het terrein, dat als openluchtmuseum dienstdoet.

Al meer dan dertig jaar verzamelen Verbeke en zijn vrouw (die zoals vaker bij verzamelaarsechtparen in de schaduw blijft) moderne en hedendaagse kunst. ‘Na een initiële interesse voor abstracte schilderkunst’, zo staat op de website, ‘werd de collectie geheroriënteerd naar collages en assemblages van hoofdzakelijk Belgische kunstenaars. De afgelopen jaren werd de verzameling verder uitgebreid naar hedendaagse kunst en naar bio art.’ Het is een zakelijke omschrijving die geen recht doet aan een bezoek aan deze stichting: een wilde plek in een surreële omgeving, die uiteenlopende associaties oproept en aan bekende categorieën ontsnapt. Hier is kunst te zien, maar dan anders dan gewoonlijk. Van zorgvuldigheid of conservering is nauwelijks sprake, en van studiewerk of toelichting evenmin. Zaalteksten zijn zeldzaam, bordjes met titels en kunstenaars blijken vaak onvindbaar of zijn onleesbaar geworden. Vele objecten verkeren in erbarmelijke staat. Geregeld lijkt het alsof Verbeke een ‘museum voor kapotte kunst’ heeft willen verwezenlijken, naar het idee van Luc Deleu uit 1978. Het is een publiek geheim dat er in Vlaanderen één adres is voor kunstobjecten – te groot of achterhaald – waar andere instituten geen blijf meer mee weten.

Tussen de kunstwerken staan er talloze niet-artistieke objecten opgesteld – zelfs tot op het toilet, waar octopusachtige schepsels op sterk water in bokalen rondzweven. Buiten, maar ook in de serres, liggen resten steenpuin, bakken bier, afgetakelde machines, stapels hout en glazen flessen. Op het grondplan is er sprake van een ballon – het blijkt een groene, ontoegankelijke, opblaasbare structuur te zijn; door het raampje zijn onder meer pallets en een rode heftruck zichtbaar. Boven de parking (en nogmaals bij het toilet) hangt het signaal ‘SPOEDOPNAME’. Sinds juni staat langs de rand van het terrein een helikopter, gepresenteerd als ‘het grootste toestel dat ooit werd gemaakt’, van Russische makelij, door Verbeke aangetroffen in de haven van Zeebrugge en vervolgens met een van zijn vrachtwagens naar Kemzeke versleept. In de expositiehal, op een rode achtergrond, hangen de letters ‘AR…T MACHT FREI’, een werk uit 2002 van het Belgische collectief Happy Famous Artists, dat zelfbewust ‘bad art for bad people’ maakte.

Een betere slogan voor de Verbeke Foundation zou een bekend Engels spreekwoord zijn: ‘You can have your cake and eat it too’ – je kan genieten van voordelen zonder dat je rekening hoeft te houden met de nadelen, of nog anders: er bestaan wel degelijk rechten zonder plichten. Het is de libertaire aanname waarop deze plek gefundeerd is: Verbeke wil ‘meedoen’ met de kunstwereld waar hij tegelijkertijd lak aan heeft. Er wordt ingezet op symbolisch kapitaal, terwijl dat kapitaal op allerlei manieren – door nevenschikking, verwaarlozing, cynisme – wordt geneutraliseerd. Eigenlijk is dit een museum voor roofkunst, niet omdat de objecten gestolen zijn, maar wel omdat veel van wat er te zien is ontvoerd werd uit het domein van de kunst, en door die operatie van betekenis is ontdaan.

Eén voorbeeld is Kooi van Berlinde De Bruyckere, een vroeg werk uit 1989. (Verbeke wil naar eigen zeggen geen werk van ‘grote namen’, tenzij het voor een prikje verkrijgbaar is.) Kooi is een door Donald Judd beïnvloede sculptuur, die hier in een serre, tussen twee palmplanten in een plastic pot, op de kiezelstenen ligt, het metaal verkleurd door de zon, het raster van openingen door spinnenwebben overwoekerd, de binnenkant met zand en stof vervuild. Als dit object ooit al een aura had, dan is het die lang geleden kwijtgeraakt. Het roept moeilijke vragen op, wat ook op andere momenten gebeurt tijdens een bezoek: kan een kunstenaar het tonen van eigen werk verbieden als het eenmaal verkocht is? En wat is beeldende kunst nog als er nauwelijks of geen woorden bij worden aangeboden?

Natuurlijk is een dergelijke idiosyncratische benadering niet zonder verdiensten. Door zich monomaan te richten op werk dat niet gecanoniseerd is, dat in ‘officiële’ instituten geen kans krijgt, dat ‘buiten’ een oeuvre valt, als uitzondering of jeugdwerk, en op de markt daarom relatief goedkoop verkrijgbaar is, verwierf en toonde Verbeke door de jaren heen opmerkelijke en soms onterecht vergeten kunst. Dat geldt vooral voor veel van de duizenden collages en assemblages, waarvan een selectie de tentoonstelling opent die naar aanleiding van de vijftiende verjaardag van de stichting wordt ingericht. De titel van die expo – Sans dieu, sans maître, sans roi et sans droits ¬– is ontleend aan de met het surrealisme verbonden E.LT. Mesens (1903-1971), van wie Verbeke tientallen collages bezit. Er is onder meer werk te zien van de weinig bekende Ria Bauwens (1964), die collages maakt met knipsels uit tijdschriften uit de jaren vijftig en zestig – werk dat zowel de vrijblijvendheid als de aantrekkingskracht van dit deels historisch geworden genre illustreert. Sommige collages van Lula Valletta (1991) zijn juist vormelijker van aard, meer gelaagd en abstracter. En zo zijn er nog tientallen namen te noemen, telkens incidenten in een stortvloed aan beelden, samengebracht in een meterslange puzzel van 164 werken, geselecteerd op grootte en formaat om ze zo dicht mogelijk bij elkaar te kunnen hangen.

In een nieuw boek van duizend bladzijden, getiteld Verbeke Foundation. Collages & Assemblages, wordt er weer een andere selectie gemaakt, alfabetisch gerangschikt op kunstenaar. Vooral de ‘assemblages’ zijn een al te bonte verzameling, zeker als die term zo ruim wordt opgevat als hier het geval is. Zijn immers niet heel veel kunstwerken, of voorwerpen in het algemeen, op de een of andere manier ‘geassembleerd’ uit verschillende onderdelen?

Het is een andere vraag of een kritische benadering, gebaseerd op klassieke verwachtingen, in deze kunstjungle veel zin heeft. Verbeke ontvangt geen subsidies en betaalt geen belastingen, en daar is hij trots op. Bij de aanvang van de jubileumtentoonstelling staat direct onder de titel de cryptische zin ‘Steel hier niet want de overheid duldt geen concurrentie’, met daaronder het getal 3.698.191,61. Navraag leert dat de Verbeke Foundation volgens de Belgische fiscus precies zoveel euro aan inkomsten ontvangen heeft, misschien vooral voor de trouwfeesten en andere ceremonies die hier tegen betaling georganiseerd worden. Die aanslag is nooit betaald, zo verklaarde een onthaalmedewerker, niet zonder bewondering. Dat Verbeke zijn fortuin heeft vergaard dankzij het met belastinggeld aangelegde en goed onderhouden snelwegennet in België, blijft voor het gemak buiten beschouwing.

Wie aan dezelfde kassier dertien euro betaalt voor een ticket krijgt een ronde sticker aangereikt met de leuze ‘sponsored by nature’. Publieke of maatschappelijke verplichtingen heeft dit ‘instituut’ strikt genomen niet – het emancipatorische, sociaaldemocratische project dat het traditionele museum kenmerkt, is hier vervangen door de verzamelwoede van de vrijgevochten ex-ondernemer, die tegen betaling bijna al zijn rijkdommen tijdelijk met anderen wil delen. Wie daar niet van houdt, moet zijn geld maar elders besteden. Ondertussen wordt de waarde van kunst zowel bevestigd als ontkracht. Mocht Bourdieu nog leven, hij zou in de Verbeke Foundation schitterende rondleidingen kunnen geven.

Sans dieu, sans maître, sans roi et sans droits, tot 11 juni 2023, Verbeke Foundation, Westakker 1, Kemzeke.