width and height should be displayed here dynamically

Voor een marxisme zonder garanties

Ik wil het hebben over Marx en het marxisme, en laten zien op welke manier Marx voor onze huidige situatie relevant is.

14 maart heb ik niet gehaald, maar een paar dagen later ben ik naar de begraafplaats van Highgate gegaan om zeker te zijn dat Marx er nog lag, en ik breng u het goede nieuws dat dat het geval is. Maar er hangt een bepaalde onrust in de lucht op die begraafplaats, het gevoel dat, hoewel zijn lichaam daar is, zijn ideeën wereldwijd rondgaan. Die onrust is, denk ik, gerechtvaardigd vanwege de eer die socialisten, of ze nu marxisten zijn of niet, Marx bewijzen, omdat hij ons wetenschappelijk en theoretisch heeft gestaald op een manier die we allemaal minstens eens in de tien jaar nodig hebben. Ze bewijzen hem eer omdat hij overtuigend heeft laten zien hoe het is om vast te houden aan een emancipatoire socialistische politiek, maar vooral – en dat is de reden dat ik van Marx hou – omdat hij erop stond kritische en ondermijnende dingen te denken.

Hij zei vaak dat hij hoopte dat zijn denken schandalig zou zijn – een schande en een gruwel, met name voor burgerprofessoren. En ik heb die berisping ter harte genomen.

Jarenlang, langer dan ik jullie ga vertellen, heb ik van Marx geleerd, met Marx gediscussieerd, geprobeerd me tegen Marx te weer te stellen. Misschien kan ik mijn geloofsbrieven aanbieden door te vertellen over mijn eerste ontmoeting met Marx. Ik was een van die slimme jongetjes op een slimme koloniale school en ik kreeg les van een roodharige Schotse voetballer die op Jamaica was blijven hangen omdat het klimaat hem beviel en die had besloten ons geschiedenis te geven. In de eindexamenjaren ving hij iets op van het anti-imperialisme dat in de gangen hing en hij dacht dat het zijn historische opdracht was om ons in te enten tegen de gevaren van subversieve ideeën. Daartoe had hij twee middelen of instrumenten tot zijn beschikking: ten eerste de uitgeschreven toespraken van Baldwin, als opsteker, en ten tweede een stel pamfletten, uitgegeven door de British Council, over hoe vreselijk Marx, het marxisme, het stalinisme en het socialisme allemaal waren. Hij las ons afwisselend voor uit Baldwin en uit die pamfletten, en omdat hij een ontzettend goede leraar was, maakte hij dat het allemaal heel interessant klonk. Hoe langer dit lange proces van inenting duurde, hoe meer ik dacht dat er iets in moest zitten, en daarover ben ik sindsdien altijd blijven nadenken.

Dat gevecht met Marx, om je tegen Marx te weer te stellen zodat hij je hoofd niet overneemt, waartoe hij de neiging heeft, is denk ik iets makkelijker in dit tijdperk van wat mensen de ‘crisis van het marxisme’ noemen, omdat we inmiddels iets verder zijn gekomen. Het is niet nodig vol te houden dat er één enkel, verenigd marxisme is; je hoeft maar naar een openbare bijeenkomst te gaan om er zevenenvijftig varianten van te zien. Het is niet nodig vol te houden dat zijn werk dogmatisch volledig en theoretisch voltooid was – iemand die het waagt om het kritische deel van zijn hoofdwerk af te sluiten met de vraag: ‘Wat is klasse dan?’ en vervolgens sterft, vindt het afmaken van zaken kennelijk niet zo belangrijk. Sterker nog, het idee dat er daarbinnen een Boek der Openbaringen of een almanak huist, een soort lijst die je erbij pakt als je je niet zo goed voelt, of om uit te zoeken of je op vrijdag de dertiende op reis moet gaan – een algemeen boek aan de hand waarvan je je leven stuurt en vormgeeft – gaat in tegen vrijwel elke regel die Marx heeft geschreven. Hij was niet religieus, maar zeer seculier, in hoge mate rationalistisch, kritisch, theoretisch en historisch. Naar mijn mening biedt de crisis van het marxisme ons de vrijheid om een toekomstig marxismeachtig werk te verrichten, hoewel het ons voor sommige andere soorten werk ongeschikt maakt.

 

*

 

Wanneer we spreken over de gevaren van marxistisch revisionisme (ik vind dat een fijne zinsnede) lijkt dat te suggereren dat, om werkelijk de geest van de oude man te volgen, de werkende klasse stil had moeten blijven staan. Ze had er nog precies zo uit moeten zien als op de illustraties in Engels’ De toestand van de arbeidersklasse in Engeland. Als ze er niet meer zo uitziet, dan durven we niet meer te zeggen of ze wel bestaat. Dan moeten we gaan zoeken waar ze uithangt, waarom ze daar uithangt en hoe het toch mogelijk is dat ze niet op haar plek is gebleven. En toch, als het marxisme iets voorstelt, dan ligt dat in de overtuiging dat het een historisch en dynamisch systeem verklaart dat Marx zelf nooit had gezien. Lang voordat Marx het kapitalisme begon te haten, bewonderde en respecteerde hij het. Het had alle andere systemen van de menselijke geschiedenis gebroken en verpulverd, en was die in zijn dynamiek voorbijgestreefd. Juist omdat hij wilde uitvinden hoe hij de dynamiek van een belangrijk, enorm wereldhistorisch productiesysteem kon inzetten ten behoeve van mensen die dat meer verdienden dan de burgerij, begon hij de essentie van de negatieve kant van de kapitalistische verhoudingen te begrijpen. Maar hij had het diepste respect voor hoe het kapitalisme erin geslaagd was de geknevelde, archaïsche verhoudingen waarin mensen worden geboren te verbreken en te verpulveren. Daaruit volgt als het ware dat, als we de waarheid van het marxisme afhankelijk willen maken van of de wereld al dan niet stil is blijven staan, we onszelf allerlei garanties geven die ons ervan kunnen overtuigen dat we het historische proces werkelijk doorzien. Maar onze behoefte om dat soort garanties in onze achterzak te hebben, weerhoudt ons ervan om de echte wereld onder ogen te zien.

Ik zeg die fase van het klassieke marxisme met een gerust hart vaarwel. Ik wil die niet, ik hoef die niet – waarmee ik niet wil zeggen dat er niets van te leren valt, en dat we een man die de oorzaken van de wereld waarin we nu wonen ten diepste doorzag niet zo goed mogelijk moeten proberen te begrijpen.

Maar het idee dat die wereld alleen kan worden begrepen wanneer we ons tot Marx wenden alsof zijn geschriften werkelijk heilige teksten of spreuken aan de wand zijn, en dat je daar alleen maar omheen hoeft te borduren om te zorgen dat ze waar blijven, dat soort marxisme zou dood moeten zijn. Ik wou dat het begraven lag op de begraafplaats van Highgate, samen met de oude man.

Er zijn een aantal manieren waarop ik zou willen spreken over die dingen bij Marx waarvan ik denk dat ze belangrijk en relevant zijn om de wereld van vandaag te begrijpen. Maar allereerst denk ik dat ik een volgorde moet vaststellen in die dingen, in het marxisme en in Marx, die ik bijzonder waardeer. Dat wil ik heel beknopt doen, niet om hier een soort scholastieke oefening van te maken, maar om een idee geven van wat ik zo waardeer in het marxisme.

 

*

 

Eerst en vooral is er de opbouw van het historisch materialisme. Het gaat me niet om elke noot, kwartnoot en zestiende noot daarbinnen, maar om het brede begrip van de historische ontwikkeling, en vooral van de materiële beperkingen binnen de historische ontwikkeling, die de theorie funderen in een laag van bepalende verhoudingen, die haar niet zomaar uit de lucht plukken om eens te kijken hoe ze zich ontvouwt conform onze eigen verwachtingen, dromen en ambities. Dat is, lijkt mij, de kern van wat er wetenschappelijk is aan Marx. Hij is niet wetenschappelijk in de zin dat zijn voorspellingen altijd uitkomen. Hij is wetenschappelijk in de zin dat hij ons een systematische ingang biedt in het begrip van de historische ontwikkeling. Dat is de eerste enorme prestatie.

Ten tweede, zou ik zeggen, zijn er de intrinsieke verschijningsvormen van kapitalistische samenlevingen. Dat is iets anders dan een indringend inzicht in het kapitalisme van de tweede helft van de twintigste eeuw. Als je verwacht dat Marx indringende inzichten heeft in het kapitalisme van de tweede helft van de twintigste eeuw, dan geloof je dat hij een oudtestamentische profeet is en dat hij in de toekomst kan kijken – honderd jaar vooruit – en dat kan hij niet. Daarvoor moet je dus niet bij Marx zijn. Niettemin leven we nog steeds in samenlevingen die zich soms wel en soms niet kapitalistisch noemen, maar die mij behoorlijk kapitalistisch lijken. Ik kan met enig vertrouwen zeggen dat ze kapitalistisch zijn, omdat je van Marx een idee krijgt van hoe het is om te leven in het uitzonderlijke tijdperk van kapitalistische samenlevingen en waarom dat verschilt van andere historische tijdperken. En welke grote, enorme historische veranderingen zich ook hebben voltrokken gedurende de laatste honderd jaar, de basisgrammatica van het kapitalisme overleeft nog steeds in het tijdperk van het internationale bedrijfskapitalisme, net zoals ze dat deed in het tijdperk van de textielondernemers. En als ik daar iets van begrijp, heb ik dat in zekere mate aan Marx te danken. Sterker nog, als iemand daar iets van heeft kunnen begrijpen, heeft die dat in zekere mate aan Marx te danken. En ik vind het heerlijk om te ervaren hoe mensen die Marx en het marxisme haten en die geloven dat het allemaal dood en begraven is, zodra ze hun mond openen over geschiedenis, een marxistische waarheid verkondigen. Dat is het onbewuste van Marx dat werkzaam is op een voor hen onvatbaar diep niveau. Dat is ook het lot van de burgermarxisten die denken dat ze Marx hebben overwonnen maar die, op dezelfde manier, eigenlijk nog steeds in zijn greep zijn. Daar geniet ik het meest van, en ik denk dat Marx zelf ook van een dergelijke historische ironie zou hebben genoten.

Maar ik wil niet alleen vertellen wat er goed is aan het marxisme, want als het allemaal goed zou zijn, dan zouden we hier niet bij elkaar zitten met licht gefronste voorhoofden om ons af te vragen of het nog honderd jaar zal blijven bestaan. Dus wil ik meteen tot de kern komen: wat is er mis mee? Waar gaat die crisis om?

Je moet het brechtiaanse adagium niet vergeten dat je altijd moet beginnen bij de slechte kant, niet bij de goede kant. Als je jezelf moed in wilt praten, dan begin je bij de goede kant, maar als je een dialecticus wilt zijn, dan begin je bij de slechte kant, want een van de andere dingen die Marx ons heeft gegeven, ten diepste, is niet een theorie met een inhoud, maar een denkmethode, die hij dialectisch heeft genoemd. Dat is het bewustzijn van de niet-aflatende tegenstrijdige aard van de wereld, dat elke keer wanneer je iets op een goede manier vooruit ziet gaan, er daaronder een of andere rottige consequentie ligt, die een straatje omloopt om je tegen je achterste te trappen. Dat is de aard van de geschiedenis – ze gaat vooruit en geeft je van achteren een trap.

Je kunt altijd de goede marxisten van de goede hervormers onderscheiden, want hervormers beginnen bij de goede kant – het was niet zo goed, nu is het wat beter, hierna wordt het nog een stukje beter enzovoorts enzovoorts, hoger en hoger. Dat is precies wat Baldwin altijd zei op die opnamen in Jamaica. Voorwaarts, voorwaarts, voorwaarts, hoger, hoger, hoger, dat was Baldwins geweldige zin. Ik dacht altijd dat de hervormingen ons van slavernij en imperialisme zouden verlossen en ons naar een steeds hoger pad zouden leiden, maar toen kwam het marxisme dat zei: ‘Je denkt dat je net iets gewonnen hebt, maar wacht maar op de onbedoelde consequentie van de goede dingen in de wereld’, want ‘tenzij je begrijpt dat vooruitgang en terugtrekking diep verknoopt zijn en dat je ogen aan de zijkant van je hoofd moet hebben voor wat niet te berekenen valt, ben je niet, zoals Hegel dat zei, dialectisch aan het denken.’

 

*

 

Goed, laten we beginnen bij de slechte kant. Wat heeft Marx niet begrepen, kon hij niet begrijpen, en voor welke zaken was hij niet in de positie om ze te begrijpen? Hij was niet in de positie om het moderne industriële corporate kapitalisme te begrijpen omdat hij er niet in leefde. Hij zag vooral de oorsprong en niet zozeer de verdere ontwikkeling van het moderne industriële kapitalisme. Het idee dat de vormen van de kapitalistische organisatie en uitbuiting op honderd jaar tijd zo grondig zouden veranderen maar geen verschil zouden maken voor Marx, is onmogelijk vol te houden. Natuurlijk is er heel veel aan het moderne industriële kapitalisme op wereldniveau, met al zijn organisatievormen en onderling verweven werkwijzen, dat niet is beschreven in de waardewet in de vorm die Marx daar in Het kapitaal en elders aan gegeven heeft.

Ten tweede: Marx heeft de vormen van de moderne imperialistische kapitalistische verhoudingen niet gezien, en heeft die daarom niet begrepen. Hij heeft gezien hoe het kapitalisme zich richtte op het bouwen van een wereldmarkt, maar het idee van een wereldwijd productiesysteem met een enorme nieuwe, gecompliceerde internationale arbeidsverdeling, die de armen van de derde wereld tot het proletariaat van de eerste wereld maakt en die land aan land bindt met een reeks ingewikkelde, diep verankerde sociale en economische verhoudingen, is een wereld waar Marx niets over heeft gezegd. Daaruit volgt dat er een hele reeks dingen is met betrekking tot de verhouding tussen het proletariaat, de werkende klasse of productieve arbeid in de ontwikkelde wereld, en de vormen waarin die in verband staat met de armen en onderdrukten in de onderontwikkelde wereld – zelfs met op het eerste gezicht niet-marxistische klassen zoals de oude boerenstand – waarvoor we bij Marx onvoldoende uitleg vinden.

En over de staat is Marx heel vaak scherp, bondig, schetsmatig en fout. Hij had het grondig fout wat betreft de neiging van de staat om te verschrompelen. Ik kan geen enkele staat vinden die ook maar in de verste verte aan het verschrompelen is. Ik zie staten alleen maar hoe langer hoe dikker worden – de liberale kapitalistische staat, de monetaristische staat en de minimalistische staat, de orde-en-gezagsstaat en de socialistische staat. Vooral de socialistische staat. Die wordt, net als een boom, hoe langer hoe dikker. Het idee dat er een onveranderlijke, onvermijdelijke wet is die ons in staat stelt de verhoudingen die we willen veranderen te vatten door middel van de staat is dus fout. De staat gaat niet zeggen: ‘Tabee, ik ben ervandoor, opdracht vervuld, het is nu van jullie. Hier begint de geschiedenis. Ik behoor tot de noodzakelijkheid en ik ga nu weg terwijl jullie oprukken naar de vrijheid.’

Op bepaalde punten in zijn leven begon Marx de opkomst van de staat en de manier waarop de politiek in moderne samenlevingen wordt samengebald tot de staat te begrijpen, en hoe de staat de loodlijnen van de macht in moderne samenlevingen samenbindt. Hij begreep daar iets van, maar de moderne staat van moderne ontwikkelde samenlevingen, van welke politieke kleur ook, was een probleem dat zich voortzette buiten Marx’ begrip.

 

*

 

Wanneer je die drie punten samenvoegt, zie je dat het idee dat we marxist kunnen worden door gewoon de heilige teksten in onze achterzak mee te dragen, een volgende stelling is die niet lang overeind blijft. Ik ben nog niet klaar met de lijst, dus wees gewaarschuwd.

Marx zat fout wat betreft de aard, de snelheid en de richting van de klassenpolarisatie en het tempo en de vormen van de klassenstrijd. Toegegeven, dat is allemaal niet niks. Een van de teksten die de meeste marxisten, of de mensen die zich marxist noemen, zullen beschouwen als een fundamentele tekst, is het Communistisch manifest. Dat is het boek over de klassenpolarisatie en het toenemende tempo van de openlijke klassenstrijd, en ik vind het net als jullie prachtig, maar wezenlijk en fundamenteel klopt het niet. De klassenstrijd volgt niet het patroon van tempoversnelling en toenemende polarisatie die dat heerlijke visioen van het Communistisch manifest vormt. Dat wil niet zeggen dat er in het Communistisch manifest geen andere zaken staan die wel kloppen, maar de portee ervan onttrekt de vele manieren waarop de sociale en andere klassenstrijd zich voordoet in de moderne samenleving aan ons oog. Bovendien geeft ze ons een onterechte garantie dat onze beweging steeds sneller afstevent op een revolutionaire omwenteling in de vorm van een opstand, die met name in de geschiedenis van de moderne ontwikkelde industriële kapitalistische wereld niet is verwezenlijkt. Dus stel ik voor dat als je inspiratie zoekt, je het Communistisch manifest pakt, dat vanwege zijn honderdste verjaardag een prachtige nieuwe uitgave heeft gekregen, en dat leest. Maar ik raad je af om daaruit een wat ik noem ‘Sinaïvisioen’ van het socialisme te halen, waarin de wateren zich scheiden en jij erdoor waadt, of een ‘Jerichovisioen’ waarbij je zeven keer rond de muur loopt, op je trompet blaast en BAM: neer vallen de muren en de zetel van de macht ligt bloot.

Ik geef je deze raad omdat we in de moderne samenleving niet weten waar de zetel van de macht ligt. Waar leg je de hand op? Op een radiostation, een televisiestation, het parlement? Probeer je achter de adressen van ministers te komen? We weten in feite niet meer waar de enorme macht van de moderne staat zetelt. Het idee dat die complexe entiteit, waarvan Gramsci zegt dat ze fortificaties en loopgraven heeft tot diep in de burgermaatschappij en het dagelijks leven, zich zal laten zien en dat wij haar dan op de kop slaan en dat het daarmee bekeken is, is een heel groot misverstand. Het is niet alleen een misverstand, het maakt ons ook onklaar voor de werkelijke aard van de strijd die we moeten voeren.

 

*

 

Het is ook onvermijdelijk dat Marx – hoewel niet zozeer Marx als wel het marxisme – het idee oproept dat een crisis en de omverwerping van het kapitalisme zelf niet te vermijden zijn. Laat me daarover zeggen: marxisten zouden minstens eenmaal per maand uit boetedoening op handen en voeten moeten lopen. Vanaf Marx’ eerste visie op 1848 hebben we allemaal gedacht dat het sneller zou gaan dan het geval is. Er is een punt waarop Marx en Engels hebben gezegd: ‘Nou, het spijt me, maar dit zijn niet de laatste stuiptrekkingen van het kapitalisme, dit zijn de geboorteweeën.’ Maar tussen de laatste stuiptrekkingen en de geboorteweeën van het kapitalisme ligt een hele geschiedenis die veel langer is dan mijn of jullie leven. We kunnen nauwelijks zeggen: ‘Het spijt me dat ik het mis had, ik dacht dat het aan het verdwijnen was, maar het begon net.’ Hiervoor moeten we allemaal wat men vroeger ‘erkenning van fouten en misvattingen’ noemde afleggen. We hebben aan het einde een tekstje nodig in de kantlijn om te zeggen: ‘Het spijt me, ik beken aan het internationale proletariaat dat ik het mis had.’ Dat is natuurlijk niet om te lachen. Tenslotte dacht de marxistische beweging van 1917 tot 1921 dat ze aankeek tegen het laatste – niet alleen het hoogste, maar ook het laatste – stadium van het kapitalisme en vergiste ze zich in het vermogen van dat systeem om zichzelf te hervormen en herbouwen, op een grondig nieuwe en bredere basis. En die basis heeft ertoe geleid dat we ons vergist hebben in de mogelijkheid om een socialisme op te bouwen in een land dat heeft bewezen voor de socialistische beweging een van de grootste obstakels te zijn bij het opbouwen van een socialisme voor onze tijd.

Onze geschiedenis is dus niet alleen belast door foute gevolgtrekkingen, maar is ook nog eens getekend en overschaduwd door het uitwerken van de vergissingen die we hebben gemaakt op basis van het onbegrip van het geheel.

 

*

 

Ik heb geprobeerd iets te vertellen over enkele van de problemen waar we voor staan in de tweede helft van de twintigste eeuw en waarover Marx iets gezegd heeft, waarover het marxisme heeft gediscussieerd en gedebatteerd, en die cruciaal zijn voor ons begrip van hoe de moderne wereld werkt. Het idee dat je jezelf in de politieke activiteit van de moderne wereld kunt storten zonder te begrijpen wat sommige van die problemen zijn, is onvoorstelbaar. Maar ik wil een paar woorden wijden aan iets dat nogal verschilt van de aanzienlijke gebieden waarvan we niet kunnen verwachten er de sleutels voor te vinden in Marx’ werk. En iets over de hele marxistische benadering of de marxistische methode, de marxistische manier van werken. Hoewel deze problemen en deze leemtes en zwakten niet overal bij Marx voorkomen, zijn ze toch zo prominent dat we er rekening mee moeten houden als we Marx proberen te gebruiken als instrument om de wereld te begrijpen en te analyseren.

Er bestaat een tendens om in wat marxisten onthullend genoeg ‘het economische’ noemen – de denkmethode die het economische ziet als zijne of hare majesteit – de garantie te zoeken voor het einde van de politieke en sociale strijd. (Het spijt me dat ik de gewoonte heb opgevat om ‘zijne of hare’ te zeggen. Het economische is altijd ‘zijne’.) Volgens deze tendens maakt zijne majesteit, het economische, zich – op enig belangrijk punt in de geschiedenis – los van de ingewikkeld historische, politieke en ideologische omkapseling waarbinnen het functioneert en schrijdt het voor ons uit om het eindproduct van de verschillende vormen van strijd waarin we verwikkeld zijn alvast klaar te leggen. Wijzelf kunnen niet tot het einde zien, maar zijne majesteit, het economische, die het scenario heeft geschreven, inclusief onze verwarring, onze blindheid en fouten, heeft het geheel in ogenschouw genomen en kan nu zeggen: ‘Jullie moeten volhouden, want uiteindelijk is het socialisme onvermijdelijk.’

Maar we leven in een wereld waarin socialisme niet onvermijdelijk is. We leven in een wereld met allerlei vormen van socialisme die karikaturen van het socialisme zijn, en het meest onvermijdelijke, als je het logisch uitrekent, is het einde van die wereld. Barbarij, het andere alternatief dat Marx ons bood, is in het tijdperk van atoomwapens, thermonucleaire oorlogvoering en de bevroren blokken van Sovjetcommunisme en westers kapitalisme, veel dichterbij dan het socialisme. Dus het idee dat er in de logica van het kapitaal een exclusieve logica zit, die van de strijd slechts het eindproduct vormt, of het idee dat elke andere tegenstelling in de samenleving feitelijk begint met de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid, is niet waar.

We weten bijvoorbeeld allemaal, diep in ons hart, dat de tegenstellingen van de patriarchale verhoudingen het ‘primitieve communisme’, het feodalisme en het vroege kapitalisme hebben overleefd en het lijkt erop dat ze ook het moderne kapitalisme zullen overleven. Als je wilt beweren dat verschillende sociale tegenstellingen, die vaak leiden tot felle en breed gedragen sociale bewegingen in de wereld, buiten de uitingsvormen van de manier waarop het moderne leven zijn maatschappelijke verhoudingen reproduceert niet bestaan, dat wil zeggen dat ze buiten de uitingsvormen van klasse en de klassenstrijd niet kunnen bestaan, dan ben ik het met je eens. Maar als je zegt dat de klassenstrijd en zijn oertegenstelling alle andere tegenstellingen hebben opgewekt, zodat we niet alleen het einde van het verhaal kennen, maar ook de sleutel bezitten, dan ben ik het niet met je eens.

Het idee dat er een sleutel zou zijn die in het contactslot gestoken en omgedraaid kan worden zodat we allemaal door elkaar worden geschud – dat mannen van vrouwen houden, zwarten van witten houden, werklozen van werkenden houden en omgekeerd, is fout. Al deze en andere dingen die de schijnbare eenheid van de arbeidersklasse hebben verdeeld, getekend en doorsneden, worden niet opgelost en weggeborgen aan het einde van een enkel, eenduidig en voorspelbaar proces. Die wet van onvermijdelijkheid heeft het marxisme ernstige schade toegebracht. Ze heeft de marxistische beweging ernstige schade toegebracht omdat ze een politiek van onvermijdelijkheid heeft geschapen. En ze heeft instellingen geschapen die afhangen van die politiek van onvermijdelijkheid. Ze heeft ons ontwapend, in het oog van ingewikkelde nieuwe vormen en strijdperken waarin moderne vormen van sociale strijd, inclusief de klassenstrijd, moeten worden bewaard.

 

*

 

Jullie zouden dus kunnen vragen: wat vieren we dan eigenlijk? Want ik lijk meer overtuigd van de gaten in de theorie. Ik lijk het te hebben over een groot vat waaruit aan alle kanten water spuit, als een lekke boot, en toch kom ik jullie vertellen dat het nog steeds de moeite is om erover na te denken en te praten. Ja, dat is zo. Maar ik wil uitleggen onder welke voorwaarden ik die bewering doe. Ik doe die bewering omdat ik geen andere categorieën ken die ons ook maar vagelijk de mogelijkheid bieden enkele van de meest fundamentele gebieden en verhoudingen in de moderne samenleving te begrijpen. Als ik de economische dynamiek wil begrijpen, als ik de aard van enkele van haar diepste tegenstrijdigheden en tegenstellingen of van haar elementairste en fundamenteelste vormen wil begrijpen, dan lijken de categorieën van Marx me daarvoor beter dan welke andere ook.

Ten tweede: Marx wil ons een zware, moeilijke historische les en een verhaal leren die we, hoe vaak we zijn naam ook aanroepen, even vaak weer vergeten. Dat is de aard van de historische bepaaldheid van de dingen, het feit dat er geen ontwikkeling, geen sociale strijd, geen sociale tegenstellingen zijn die geheel volgens de wil van mannen en vrouwen verlopen. We komen terecht in vormen van strijd en leven zoals die werkzaam zijn op een bepaald terrein. Wat we doen en hoever we kunnen gaan is gedeeltelijk vastgelegd in de historische bepalingen van het specifieke gebied waarin we werkzaam zijn. Het is niet waarschijnlijk dat we tweeëntwintigste-eeuwse oplossingen zullen vinden voor twintigste-eeuwse problemen. We zijn gebonden aan de bepaaldheid van de dingen. De geschiedenis bepaalt het terrein, vestigt de grenzen waarbinnen strijd en overleven plaatsvinden. Ze geeft ons de objectieve bepaaldheden van de vorm van sociale strijd en beperkt op een bittere, soms diepgaande, soms schrijnende manier de mogelijkheden om nieuwe manieren van leven te scheppen. Als je naar socialistische samenlevingen in de derde wereld kijkt, die opkomen uit de diepte van armoede en proberen om het socialisme vorm te geven, dan weet je dat de geschiedenis een harde meesteres is, dat ze de grenzen en manieren heeft vastgesteld waarop die mensen misschien in staat zijn een begin te maken met het ruiken aan materiële welvaart, succes en het openstellen van mogelijkheden tijdens onze en hun levensduur. Maar juist door middel van onze aandacht voor die harde meesteres, voor de geschiedenis, geeft Marx ons een idee van de grenzen waarbinnen we strijden.

 

*

 

Aan de andere kant is datgene wat burgercritici het meeste haten aan Marx, namelijk dat hij beweerde zowel wetenschapper te zijn als betrokkene in de strijd, precies de sleutel tot hoe ik jullie Marx wil laten begrijpen. Dat is de Marx die onze aandacht vestigt op de bepaaldheid van dingen, die niet net doet of hij weet wat het uiteindelijke resultaat zal zijn, dat wil zeggen de Marx die de vragen bepaalt die we over de moderne wereld moeten stellen, zonder net te doen of hij alle antwoorden heeft. Dat is de Marx die de agenda van problemen vaststelt, die ons de categorieën aanreikt, de denkgereedschappen waarmee we kunnen beginnen ze te begrijpen, maar het is niet de Marx die ons het harde werk bespaart. Het is niet de Marx die alleen vragen stelt als de antwoorden al bekend zijn.

Wat vaak zo ontmoedigend is aan het werk van sommige marxistische schrijvers, is het gevoel dat je al weet wat er aan het einde gezegd zal worden, nog voordat het onderzoek is begonnen, dat de vragen nep zijn, dat die schrijvers opereren op een gesloten terrein. We kennen allemaal het soort onderzoek dat niet de open ruimte durft te betreden zoals Marx dat wel deed. Marx verkende onbekend gebied. Hij had de moed om te schrijven: ‘Ik begin dit nieuwe systeem te begrijpen dat historisch gezien pas eergisteren is begonnen, en ik begin te denken dat ik enkele aspecten ervan begrijp.’ Hij zei niet dat hij het allemaal al wist. Als hij alle antwoorden had gehad, dan zou hij zeker hebben verteld wat klasse was, maar in plaats daarvan nam hij er de tijd voor en toen sloeg de natuur toe. Dat is iets heel anders dan het idee dat hij het eigenlijk wel wist, maar dat hij er gewoon niet aan toegekomen is. Je hoeft maar naar zijn notitieboeken te kijken, die werkelijk vol staan met bladzijden die hij uit andermans werk heeft gekopieerd. Het is een raadsel dat sommige marxistische wetenschappers die notitieboeken hebben gelezen en denken dat Marx dit of dat schreef, terwijl het feitelijk aantekeningen zijn van weer een stukje Adam Smith dat Marx behoorlijk goed vond.

Het idee dat Marx een soort superbrein is dat op een gegeven moment uit het Duitse Trier is neergedaald, dat hij alles wist, dat hij alles wat hij kon zien tot aan het einde van de geschiedenis heeft opgeschreven, en dat hij ongelukkig genoeg in 1883 te sterven kwam, gaat terug op de Marx die eigenlijk een Nostradamus was, zo’n oude almanakschrijver, een oudtestamentische profeet, en dat wij dat niet inzagen. Die Marx had natuurlijk nooit meer op de begraafplaats van Highgate gelegen, die was op zijn minst op de tweede dag alweer opgestaan. Hij zou nog onder ons moeten leven omdat we hem nodig hebben. Maar als we ons niet thuis voelen bij dat religieuze marxisme, dan moeten we een ander kiezen, een verhaal zonder einde, een narratief dat geen slotsom heeft.

 

*

 

Dat betekent dat we zelf aan het werk moeten, we moeten ontdekken wat de klassenstrijd is in de jaren 1980 en 1990, we moeten ontdekken wat het verband is tussen de vredesbeweging en de arbeidersklasse, en we moeten aanvaarden dat er helemaal geen geheime verloren bladzijde in de notitieboeken is die ons vertelt wat we nu moeten doen. Die is er echt niet. De enige Marx die het waard is om te gedenken, is de Marx die geïnteresseerd was in denken en in strijden op open terrein, de Marx die een marxisme zonder garanties biedt, een marxisme zonder antwoorden.

Goeie hemel, als iemand je leert waar je beginnen moet, is dat dan niet genoeg?

 

Vertaling uit het Engels: Han van der Vegt.

Lezing voor het ALR Marx Centenary Symposium, Sydney en Melbourne, 1983. Verschenen in Australian Left Review, 1984, pp. 38-43.