Vuilheid kan van een betoverende schoonheid zijn
Een interview met Linda Warmoes
Het afgelopen jaar publiceerde Linda Warmoes een feuilleton in De Witte Raaf onder de titel KUNST. In zes afleveringen schetste zij een scherpzinnig en bij vlagen genadeloos beeld van de kunstwereld in Nederland en Vlaanderen. Tot besluit een interview met de auteur.
Koen Brams: Linda, mag ik stellen dat jouw werkstuk, dat ik als een roman à clef(s) over de kunstwereld opvat, in het verlengde ligt van de operaties – voornamelijk in Italië en België – om het establishment te zuiveren? Is het feuilleton de mani puliti van de kunstwereld?
Linda Warmoes: Nee, zo heb ik nou geen moment gedacht. Het woord ‘zuiveren’ alleen al vind ik buitengewoon eng. Zoals de zonde altijd veel prikkelender is dan de braafheid, zo verkies ik de vuilheid veruit boven de zuiverheid. Vuilheid kan van een betoverende schoonheid zijn.
K.B.: Wanneer had jij, schrijvend aan het feuilleton, echt het gevoel dat je op zo’n “vuilheid van een betoverende schoonheid” was gestoten?
L.W.: Nou, verschillende keren. Die scène in De Appel bijvoorbeeld, in aflevering 5, die lag behoorlijk dicht tegen de realiteit aan en was toch op een heel mooie manier vuil. En zo zou ik er nog wel een paar kunnen noemen. Maar in het algemeen heb ik het gevoel dat het in werkelijkheid nog veel erger is. Ik heb net de laatste aflevering ingeleverd, en daar verschijnt een interview met Rudi Fuchs in het NRC, echt te erg om te verzinnen! Wat een ijdelheid! Hij koketteerde verschrikkelijk, maar ondertussen zit hij zich gewoon te identificeren met Napoleon en Stalin! En dan toch weer huilen dat hij ooit helemaal alleen met Harry Mulisch op het boekenbal stond, met een grote kring van leegte om hen heen die niemand durfde te overbruggen. Of Jan Hoet, die zich enkele weken geleden helemaal naakt op een dienblad liet opdienen, tijdens die verjaardag van Abramovic. Wat had ik dat zelf graag verzonnen, al moet ik er onmiddellijk aan toevoegen dat het helemaal geen fraai gezicht was.
K.B.: Jij was daar dus ook. Hoe geraak jij eigenlijk binnen? Niemand kent je.
L.W.: No big deal. Ik kom er altijd in. Het grappige is wel dat iedereen denkt dat jij mij bent. Onlangs ben je bijna gemolesteerd, omdat ík onthuld had wie Jordi Geirlant is.
K.B.: Onthuld?! Je zat er falikant naast!.
L.W.: Ja, sorry. Maar inmiddels ben ik er wel achter, Koen.
K.B.: Wie is het dan?
L.W.: Het is Marc Ruyters, de flitsende reporter van De Financieel Economische Tijd. Saai, hè, maar het is nu eenmaal niet anders.
K.B.: Hoe ben je daar achter gekomen?
L.W.: Heel eenvoudig. Gewoon aangepapt met een journalist van Humo. Eerst wilde hij niks lossen, behalve dat het ‘iemand van gewicht’ was (proestende lach). Tja, vanaf dat moment was het eigenlijk heel simpel. Hij heeft je onlangs anders flink te grazen genomen.
K.B.: Ja, daar was ik behoorlijk van onder de indruk. Geirlant heeft een zware linkse. Als de kunst de satire krijgt die ze verdient, dan is het hier slecht gesteld met de kunst!
L.W.: Nou, bedankt hoor!
K.B.: Hoe kwam je er eigenlijk toe om anderhalf jaar geleden bij De Witte Raaf aan te kloppen met de vraag of wij geen zin hadden in een feuilleton over de kunstwereld?
L.W.: In die tijd deed ik niet veel anders dan soaps kijken, en omdat ik niks wist van televisie maken, maar wel ambities had om te schrijven, moest het een geschreven soap worden.
K.B.: Hoe ben je bij de kunstwereld terechtgekomen? Jij hebt toch rechten en sociologie gestudeerd?
L.W.: Er is al van alles versoapt, van de redactie van dagbladen tot ziekenhuizen, van de advocatuur tot het bedrijfsleven, maar bij mijn weten de kunstwereld nog niet. Ach, voor mij had het ook mogen gaan over televisie. Maar op een dag belandde ik met een vriend op een kunstbeurs, en wat ik daar allemaal zag leven en bloeien, je houdt het niet voor mogelijk. Nou, en toen… Veel schrijfervaring had ik niet, maar dat hield mij absoluut niet tegen. Ik wilde hoe dan ook schrijven.
K.B.: Maar is dat de enige reden?
L.W.: Geld ook. Jij betaalt mensen tenminste. Ik zit dus in de bijstand, en dit leek me een stuk leuker dan werken in een Amsterdams café.
K.B.: Hoe komt het dat je bepaalde figuren onevenredig hard hebt aangepakt, terwijl anderen, van wie ik hoopte dat ze de volle laag zouden krijgen, nauwelijks aan bod kwamen of zelfs helemaal gespaard bleven? Micheline Szwajcer en Flor Bex bijvoorbeeld hebben het zwaar te verduren gekregen. Paul Andriesse ook.
L.W.: Ach, wat is zwaar. Eigenlijk zit het zo, ik kwam erachter, zoals je dat schrijvers wel vaker hoort zeggen, dat sommige personages een eigen leven gingen leiden. Zo’n Andriesse komt naar voren als een tamelijk overgevoelige, zelfs larmoyante figuur. Soms had ik diep medelijden met hem, want het was alleen maar het verhaal zelf dat hem dat karakter oplegde. Wat sommige anderen betreft, soms volstaat het om iemand in één scène neer te zetten. Rob Scholte in de kunstHAL. Of Jan Debbaut. Weet je dat ze in het Stedelijk Museum trots waren toen ze zagen dat ze mochten meedoen? Ach, dat volk is gewoon ongevoelig voor spot. Iedereen die een machtspositie heeft opgebouwd, heeft en passant ook een zekere immuniteit opgebouwd. In Belgïe lag dat ietsje anders, heb ik vernomen, daar deden ze nogal pissig. Dat zal wel aan het befaamde Belgische gevoel voor humor liggen. De traditie van Ensor en Magritte.
K.B.: Je hebt één keer in het openbaar opgetreden, namelijk op een bijeenkomst in W139 in Amsterdam. Ik zag je praten met Joseph Kosuth, die daar ook een lezing gaf. Toen is de gedachte bij mij opgekomen dat wellicht Joseph Kosuth model heeft gestaan voor Henry Morton?
L.W.: Zo’n stoffige kunstenaar als Kosuth? Ben je gek! Vergeleken met Kosuth is Henry Morton de creativiteit zelve. Maar ik moet toegeven dat Joseph wel een zeer vriendelijke man is, en hij zei, althans tegen mij persoonlijk, leuke dingen. Ik heb er nog even over gedacht om naar het diner te gaan dat hij laatst gaf in zijn prachtige huis in Gent, dat hij helemaal bij elkaar heeft verdiend met zijn conceptuele fratsen.
K.B.: Maar?
L.W.: Nou, het feuilleton is afgelopen. Zonder doel voor ogen vergaat me de lust tot observeren en schrijven. Ik had graag door willen gaan, maar jij vond blijkbaar dat er een eind aan moest komen.
K.B.: We hadden toch slechts zes afleveringen bij jou geboekt?
L.W.: Wat is nou zes afleveringen man? Een beetje soap heeft er minstens honderd. Er liggen nog stapels ongebruikt materiaal, en elke dag komt er een stapel bij. Dat symposium in de Balie bijvoorbeeld, Objects versus Pixels: moderatoren die als een uitgewrongen dweil discussies leidden, een onverstaanbaar bloemkool-Engels sprekende Cathérine David, een onder luid protest de zaal verlatend publiek, en last but not least, na afloop het organiserende duo dat jubelde dat het allemaal fantastisch was geweest. Na nauwelijks enkele uren werd een van de moderatoren, Max Bruinsma, een absolute knoeipot, door de directie van de Balie op het matje geroepen? Als ik zo’n scène tracht te verbeelden, krijg ik het helemaal warm. Of eh…
K.B.: De opening van De Rode Poort?
L.W.: Dat hele gebeuren liet me Siberisch. Toen ik dat moddergevecht van Danny Devos moest meemaken, vroeg ik me af of dat land van jullie toch niet in een collectieve shock verkeert. Dat de Minister van Justitie Jan Hoet gevraagd heeft om een tentoonstelling te maken over misdaad en gerechtigheid, dat slaat toch werkelijk alles. Ik begrijp ook niet waarom die Rode Poort zo de lucht in geschreven wordt. Jan Braet voert in Knack nu al meer dan een maand lang de PR voor die tentoonstelling, iedere week een interview met een andere deelnemer, het ene al onbenulliger dan het andere.
K.B.: Het interview of de kunstenaar?
L.W.: Allebei. Hoe moet je zoiets noemen? Een schadelijke vorm van goede wil? Of is het gewoon corruptie? Gelukkig dat de kunstenaars Van Ensor tot Delvaux allemaal morsdood zijn. Stel je voor dat Spilliaert door Braet zou worden geïnterviewd. Dat zou beide gewoon fataal geworden zijn…
K.B.: Zijn dit soort combines mogelijk in Nederland?
L.W.: Ik heb het afgelopen jaar wat heen en weer gependeld. Ik moet je zeggen, de verschillen komen me steeds kosmetischer over. Natuurlijk zitten onze kunstinstellingen een beetje beter in de middelen, het gaat er allemaal professioneler aan toe, maar in wezen wordt er bij ons evenveel gezwetst en versjacherd als bij jullie.
K.B.: Zoals je weet, was de reactie op het feuilleton tamelijk lauw, de kijkcijfers vielen nogal tegen.
L.W.: Wat moet ik dáár nou op zeggen? Je hebt me verteld dat er zelden iemand spontaan opbiechtte dat ie het verhaal las, maar als een ander erover begon, wist plotseling iedereen drommels goed waarover het ging. Wat is succes? Er zijn toch verscheidene deelnemers en niet-deelnemers geweest die ons gevoelige informatie hebben doorgespeeld? Bij momenten heeft de soap gewerkt als een magneet. Dat vind ik dus een succes. Jij toch ook?
K.B.: Heb je de smaak te pakken voor nog meer avonturen in deze richting? Wat zijn jouw plannen?
L.W.: Eerst en vooral vakantie nemen. Dat kan nou wel, met het zakgeld dat ik opzij heb kunnen leggen (lacht).
K.B.: Mag ik daaruit afleiden dat je ook terugkeert? Dat de kunstwereld nog niet van je af is?
L.W.: Zo is het. Ik heb nog grote plannen. Maar daar vertel ik je verder lekker niets over.
K.B.: Ik heb vernomen dat iemand interesse toont om de zes afleveringen te bundelen in een aparte uitgave. Zou jij daar iets voor voelen?
L.W.: Ach, zou het nou werkelijk zo interessant zijn om een televisiesoap als een uren durende speelfilm achter elkaar te zien? Is het nou echt zo boeiend om al die voorvallen weer opnieuw opgedist te krijgen? Ik heb daar zo mijn twijfels over. Maar goed, ik ken mezelf en mijn ambities, dus als die uitgever even aandringt, ga ik wel meegeven, vermoed ik. Want net als iedereen heb ik natuurlijk een schoorsteen die moet blijven roken, zo is het nu eenmaal. Maar één ding moeten ze me wel met de hand op het hart beloven: een grote foto op de achterflap die mij laat zien op m’n mooist.