width and height should be displayed here dynamically

‘Wij zijn geen helden, dat weten wij’

De briefwisseling van Adolf Merckx en Jan Walravens, deel II: de zoektocht naar de 'bezetenheid' van de mens

Medio 1957, het jaar waarin onderwijzer Adolf Merckx en de tien jaar jongere schoolverlater Werner Verstraeten in Dendermonde de kunstkring Celbeton oprichten, wordt het briefverkeer tussen Merckx en zijn vriend Jan Walravens opmerkelijk intensiever. Opvallend is hoezeer de dertiger Merckx een zoekende mens is: niet alleen zoekend naar een ‘houding in de tijd’, maar ook naar een eigen vaste stek in de literaire wereld en naar een middel om Celbeton op de kaart te zetten.

Die zoektocht wordt voor een groot deel bepaald door een zekere achterdocht: “Ik ben geneigd het wantrouwen als een fundamentele instelling te beschouwen tegenover het gevaar van de omringende wereld. Ik ben altijd op mijn qui-vive.” [1] Merckx blijft onverminderd op zoek naar de ‘authenticiteit’ in de mensen, zo schrijft hij in een brief van 18 januari 1958 aan Walravens, en hij twijfelt er nogal eens aan of hij die wel daadwerkelijk ontwaart, ook bij Jan: “Is Jan wel oprecht in al wat hij zegt? Kan Jan niet verdacht worden van een intellectuele pose, van cultureel snobisme, van eruditie alleen maar als bagage?” [2]

Merckx’ wantrouwen lijkt voor een niet onaanzienlijk deel te worden ingegeven door zijn eigen onzekerheid. Zijn zeven jaar oudere vriend heeft duidelijk zijn plek gevonden in de maatschappij: hij is eind jaren ’50 een alom gerespecteerd auteur en literatuurtheoreticus, die zich regelmatig in de media uitspreekt over de stand van de contemporaine kunst en samenleving, terwijl Merckx zijn draai nog een beetje moet vinden. Walravens toont zich dan wel bewust van die ongelijkheid, het wantrouwen begrijpt hij niet en wil hij zo snel mogelijk uit de weg ruimen. [3]

Merckx’ onzekerheid geldt met name zijn pogingen om voet aan de grond te krijgen in het literaire veld. Hij schrijft veel en zou graag meer publiceren. Maar echt gemakkelijk gaat dat nog niet. De tips van Walravens, en vooral diens contacten bij kranten en tijdschriften, zijn voor hem een welkome hulp, maar hij wil allerminst bekendstaan als iemand die zich via vriendjes hier en daar een plaats weet te verschaffen: “Als er dan soms toch iemand, zoals gij bijvoorbeeld, iets voor mij zou doen, dan zou ik de zekerheid willen hebben, dat ik het waard ben.” [4]

Adolf Merckx is streng voor zichzelf. De mens heeft de morele plicht door te zetten en niet direct op te geven, zo luidt zijn overtuiging: “Wat ik wil, is ten slotte mijn verantwoordelijkheid opnemen.” [5] Daarmee omschrijft hij nog maar eens treffend de (sartriaanse) bindende factor in de vriendschap tussen beide mannen. Tegelijk stelt hij hoge eisen aan anderen, en dat wil wel eens tot teleurstellingen leiden, zo blijkt uit de brief van 4 juni 1958 waarmee deze aflevering van de briefwisseling tussen Merckx en Walravens besluit. De mensen rond Celbeton, en meer in het algemeen in de kunstwereld, handelen te vaak uit eigenbelang en tonen nauwelijks oprechte interesse in (de artistieke prestaties van) hun medemens. [6] Met deze ‘weemoedige’ bedenkingen van Merckx aan Walravens gaat Celbeton de eerste zomerstop in.

 

 Noten

* Adolf Merckx aan Jan Walravens, 18-01-1958. Privécollectie, Brussel.

1 Ibid.

2 Ibid.

3 Jan Walravens aan Adolf Merckx, 16-01-1958. Privécollectie, Appels.

4 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 23-02-1958. Privécollectie, Brussel.

5 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 06-01-1958. Privécollectie, Brussel.

6 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 04-06-1958. Privécollectie, Brussel.

 

 

Appels 3 november 1957.

Beste Jan,

Ik heb zojuist gedaan gekregen met Les Mandarins van Simone De Beauvoir. Ik heb het zoveel mogelijk gelezen zonder te trachten levende personen in de romanfiguren te herkennen. Doch uw stukje over de schrijfster, dat interview imaginaire, ge weet wel, het liet mij niet los. Ik wist dus dat Perron ongeveer Camus was, Anne Simone zelf, Dubreuilh Sartre, ik raadde dat Seriassine Koestler was. Nu ben ik nieuwsgierig geworden en als gij ooit de tijd hebt om het mij te verklappen, zoudt gij mij dan niet willen verraden wie Mauvane is? En die vroegere studiemakker van Perron, ik ben zijn naam al kwijt, een schrijver vaguement collab[…] en dan Vincent?

Wat mij vooral aangegrepen heeft is die toon van eerlijkheid. Ik geloof dat er moed voor nodig is om zo zonder omwegen te schrijven wat men op de lever heeft. Een boek om niet meer te vergeten, zoals Les Chemins de la Liberté, Gilles, Voyage au bout de la Nuit.

Ergens zegt Perron dat er niets ergers is dan het wantrouwen, de achterdocht, la méfiance. Maar juist die achterdocht, zou het niet kunnen dat die moet beschouwd worden als een noodzakelijke houding ter bevordering van de geestelijke hygiëne? Er lopen zoveel dubbelfiguren rond: farizeeërs, jezuïeten en oprechten van alle soorten! Ik weet wel, ge moogt de mensen nooit verlaten maar dat betekent niet dat men zo direct in hun spel moet meespelen. Pas de méfiance veronderstelt lichtelijk een morele houding en dat is verleden tijd. Geen dupe zijn, noch van zichzelf noch van de anderen en toch voortdoen met de moed niet meer van de wanhoop maar van dat ondefinieerbare verlangen naar unieke ogenblikken. Misschien is alles veel simpeler dan wij vermoeden of liever dan wij durven bekennen. Het zou weleens kunnen blijken dat wij allemaal lijden aan een nieuwe romantiek, de romantiek van het nutteloze, het absurde, de ratio, het abstracte.

Ik accepteer geen enkele romantiek want zij vertroebelt te veel. Het onzekere, het onvermijdelijke te willen ontlopen langs het achterpoortje van de moraal, is geen oplossing maar een terugval. Er is geen oplossing, er is hoogstens een persoonlijke politiek mogelijk. Misschien ziet Perron dat zo en dan heb ik niets gezegd.

Ik stel ook vast dat gij bepaalde trekken met Dubreuilh gemeen hebt, om te beginnen die formidabele werkcapaciteit, de drift om te handelen en misschien zijn weemoed, ik zou bijna zeggen een sociale eenzame.

Over Celbeton. Het lokaal zal tegen zaterdag in orde zijn. Wij hebben enkele leden samen onder de leiding van architect en ploegbaas Maurice D’Haese, mortel gemaakt, stenen gesjouwd, getimmerd en gemetseld, resultaat: een surrealistische haard! De muren komen in verschillende kleuren. Klaar voor de nieuwe start.

Tone Brulin zou graag komen maar kan niet, zijn zoon moet een hartoperatie ondergaan en hijzelf vertrekt naar Zuid-Afrika. Ik heb geschreven naar Felix De Boeck doch er komt geen antwoord. Zoudt gij soms een woordje willen plaatsen?

Wij willen dadelijk met onze activiteiten beginnen! Sprekers en schilders worden gevraagd, fotografen enz…

Hiermee sluit ik dan.

De groeten van de bende Merckx aan de bende Walravens.

Dolf

P.S.: Wanneer verschijnt Negatief?

 

Appels, 24 november 1957

Beste Jan,

Celbeton heeft weer een avond achter de rug. Jan de Herdt heeft dat heel goed gedaan, er was belangstelling, vooral vanwege de jongeren. Dylan Thomas is een interessante figuur, alhoewel ik niet zozeer zijn ingewikkelde symboliek apprecieer. Als ik u vertel dat Maurice D’Haese gedurende anderhalf uur is blijven luisteren, ondanks het feit dat hij mij voor het begin van de voordracht bij hoog en bij laag verzekerd had dat hij het niet langer dan een kwartier zou volhouden, spreekt dat geen boekdelen? Of liever lijnen, want boekdelen klinkt wat overdreven. Ça marche.

De Herdt was vergezeld van de beeldhouwer Lambrechts, kent gij die?

Wij hebben voorlopig geen kandidaten voor exposities. Ik hoop dat die heren een dezer dagen komen opdagen.

En nu het kapitale punt: zoudt gij bereid zijn te komen spreken op zaterdag 7 (of 14) november 1957 om 20 uur? Gij kunt bij ons thuis slapen, wij wonen op 5 minuten van Celbeton. Zo ja, laat mij dan zo vlug mogelijk weten welke dag het best voor u geschikt is en ook de titel van uw voordracht.

Wij gaan trachten onze propagandamiddelen uit te breiden. Daarom moet ik minstens een week bij voorbaat weten waaraan mij te houden.

Misschien kunt gij dan ook uw kroniek over onze groep plaatsen. Het Laatste Nieuws wordt in deze streken veel gelezen. Voor de Standaard schrijf ik altijd naar de heer Leo Picard en het komt terecht. Verder verwittig ik Vooruit, Volk, N.I.P.

Mag ik u vragen als gij komt om Eden mee te brengen, ik zou het ook eens willen lezen.

Weer gelezen: Raison et Déraison de notre Temps van Karl Jaspers. Heb ook een nieuw verschenen werk van Ortega in ’t zicht. Paris insolite van J.P. Clébert is heel mooi. Zou willen kopen: Clés pour la Chine van Claude Roy.

De witte muur ligt ook te wachten, ik word nog zot!

Jan, kom, wij wachten, wij snakken.

Groeten van het huis merckx aan het huis walravens.

Dolf

 

Kraainem, 4 december 1957

Hortensialaan 25

Beste Adolf,

De duivel is ermee gemoeid. De maand december zit alweer zo vol, dat ik wel de tijd niet meer zal vinden om naar Appels te komen. Het spijt mij zeer, vooral daar ik u mijn medewerking al toegezegd had. Maar ik heb in de laatste dagen niet minder dan drie sollicitanten moeten teleurstellen, mensen aan wie ik nochtans met de beste bedoelingen een voordracht of een artikel beloofd had. Helaas, het gaat niet, en ik hoop dat gij mij zult willen excuseren.

Tracht mij vroeg genoeg te zeggen wanneer gij tijdens het nieuwjaarsverlof met uw vrouw bij uw moeder zult zijn. Ik zou u graag nog eens terugzien. Dan praten we wel meer.

Zeer hartelijk, blijf ik uw

Jan Walravens

 

Appels 10 december 1957

Beste Jan,

Tijdens de aanstaande vakantie kom ik vast naar Brussel, er is niets aan te doen. Doodgraag zou ik een avond bij u doorbrengen. Frieda zou ook heel graag komen, alhoewel dat moeilijker gaat. Het zit namelijk zo ineen:

Mijn lieve zuster gaat haar tweede kind kopen, het kan elke dag gebeuren, en zij zit dus bij moeder met haar kroost. Voor onze kliek is er dan mogelijkheid om de nacht door te brengen te Anderlecht. Nu hebben Frieda en ik besloten de vakantie door te brengen in Hekelgem, de kinderen hebben daar plaats. Als wij met ons beiden nu van ’s morgens vertrekken, houdt schoonmama wel een oog in het zeil. Om het slapen te vermijden zouden wij dan ’s avonds naar Hekelgem moeten terugkeren. Dat maakt dat die gezellige avond bij u naar de vaantjes is. Ik vind het zo jammer dat ik mijn zuster bijna verwens, maar aangezien dat niet schoon is, doe ik het niet.

Kunt gij ons geen dag bepalen waarop wij dan in de namiddag kunnen komen? Zo tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Ik leef heimelijk nog altijd in de hoop dat we bij moeder ergens een plaatsje zullen vinden, zodat er van die avond wel iets terechtkomt. Frieda beweert hardnekkig dat het niet zal gaan. Enfin, ik wacht op uw datum, nous verrons bien.

Mijn militaire schoonbroer, de echtgenoot van mijn zuster, heeft mijn gewrocht in de V.G. gelezen. Hij vroeg mij of het om een werkelijk schot ging. Plezant he! Ik heb iets vaag geantwoord omdat men bij zo’n mensen nog moet opletten dat ze niet gekrenkt worden.

Wat denkt gij van onze speciale editie ter gelegenheid van de Emiel Bergenvoordracht? Wij hebben een soort verklaring willen afleggen. Ze schijnt wel enig effect te hebben gemaakt. Heden kreeg ik een bericht van de postcheck: ridder Schellekens uit Dendermonde stort 150 F. en wordt steunlid. Formidabel! Jaak Brouwers vindt mijn gedicht ook goed. Ondanks alles doet dat toch plezier!

Willy Van Der Meeren komt nu toch op 3-1-58.

Ik heb zojuist een boekje gekocht: De wijsbegeerte van Ortega y Gasset door Walgrave (Spectrum – Aula Boeken 30 F.). Ik lees voor ’t ogenblik van Ortega: Crises in leven en liefde, kunst en historie. Zeer goed.

Krijgelmans was ook zeer goed. In die vent zit toch wat. Ook een Celbetonner. De zaak draait zoals ge ziet. Ik zeg natuurlijk tegen iedereen dat wij veel aan u te danken hebben, hetgeen de waarheid is. Maurice De Clercq was ook in de wolken over zijn telefoontje met u. Mensen, wat zou het toch gemakkelijk zijn als iedereen wat meer goede wil toonde. Die enkele mensen die tevreden zijn, ik bedoel aangemoedigd, bewijzen hoeveel wij voor elkaar kunnen doen. Dat belet niet van eerlijk te blijven tegenover zichzelf.

Ik ben uitgepraat.

De groeten van Johan, Veerle, Peter, Frieda aan de Jannen en Jeannekens

Dolf

 

Appels 24 december 1957

’t beste voor Kerstmis en Nieuwjaar!

Beste Jan,

Ik wist reeds een paar dagen voor het bericht in de radio dat gij de Krijn-prijs behaald had.

Ik wou dat ik u kon proficiat wensen uit de grond van mijn hart. Ik weet dat gij die onderscheiding verdient. Deze morgen kreeg ik het manuscript teruggestuurd dat ik zelf ingezonden had: Brod en Co. Gij zult dus gemakkelijk begrijpen wat er in mij omgaat. Grote gevoelens zouden hier vals klinken. Basta.

Verplaatsen wij ons naar Celbeton. Verleden zaterdag hadden wij een voorlezing uit onuitgegeven werk van D’Haese, Cami, Wauters gehad. Prachtig die gedichten van Wauters.

Helaas, de opkomst was te gering. Voor maart krijgen wij de schilder Guillaume Leunens uit Koekelberg en voor april Gus Koleman uit St. Joost-ten-Noode. Voor Leunens komt wel iemand spreken, daar zorgt hij zelf voor. Voor Koleman zal Brouwers uit Mechelen spreken.

Nu zaterdag 28 december 57 komt Hugo Raes lezen uit eigen werk. Krijgen wij een bericht in de krant? (20 uur)

Misschien krijgen wij ene voordracht van u in januari?

Nog wat. Zijt gij thuis op de avond van 1 of 2 januari? Ik kom naar Brussel met onze Johan en zou graag een bezoek afleggen bij Jan Walravens.

De groeten van ons allen aan u allen

Dolf

Onze derde spruit heet Peter Omer en is geboren op maandag 16 december om 22u15.

 

Appels 6 januari 1958

Beste Jan,

Voor ’t ogenblik raast de wind zo suggestief dat ik telkens weer terugdenk aan passages uit de film Les Hauts de Hurle-Vent naar het boek van Brönte de Barre Hoogte. Ik vraag mij af of jullie daar, eveneens op de hoogte, zo’n weer meemaken als wij hier. Het luik van het kasteel slaat regelmatig kletterend open en toe. Wij zijn soms benauwd om het dak. Weliswaar heeft het al erger stormen doorstaan, maar stel je voor, als een pan afwaait, ontstaat er een gat waarin de wind vrij spel krijgt en de overige pannen als pluimen opheft.

Ik zal ook nog dikwijls terugdenken aan de laatste avond bij u doorgebracht. Wij hadden het terloops over R.C. van de Kerckhove. Het licht flakkert en een mens sterft. Ik kan de eigenaardige gedachte van mij niet afwerpen dat Remy stierf op hetzelfde ogenblik waarin wij het over hem hadden. Het is ook toevallig dat ik de radio aanzette en precies op de minuut na de speaker hoorde aankondigen dat de letterkundige Jan Walravens een in memoriam ging uitspreken. Het is te eigenaardig.

Die avond heeft mij goed gedaan om heel eenvoudige redenen. Er was de ongedwongenheid tussen mensen die elkaar accepteren, er was de warmte van een blik en van een handdruk, er was de eenvoud. Ik heb gevoeld dat ik het contact beet had deze keer. Het is waar dat ik had willen blijven omdat ik het bij jullie ‘gezellig’ vond. Weer eens met de hand langs de ruggen van goede boeken kunnen strijken en gewaarworden dat door die boeken mensen dichter tot elkaar kunnen komen. Het boek is geen gewoon voorwerp, het leeft en hoe meer het sporen van lectuur vertoont hoe beter. Het wordt zo zeldzaam dat ik bij anderen die innige interesse merk voor de dingen van de geest. Zelfs in Celbeton is ze ver te zoeken.

Gij hebt mij die werkelijkheid nog scherper doen beseffen toen gij mij de vraag stelde over de leefbaarheid van Celbeton. Ik heb werkelijk geaarzeld vóór ik antwoordde. En mijn antwoord kostte mij inspanning. Tegenover de leegte heb ik weeral de wil-om-verder-te-gaan gesteld. Ik zeg weeral omdat ik geloof dat wij telkens weer moeten volhouden, geloven. Ik zou dat willen noemen, bouwen op het Niets, in het Niets. Deze gedachte komt niet uit Heidegger, ik heb die reeds lang voor mezelf geformuleerd. Ik geloof dat dat ten slotte de enige manier is om oprecht tegenover zichzelf te staan.

Daarom houd ik van mensen als gij, zij luisteren naar wat de andere zegt, zij spreken ook niet om zichzelf te horen spreken, om zichzelf ooglappen voor te spiegelen, maar zij hebben aandacht voor de andere, zij volgen hem, omdat ze de ander niet kunnen missen. De eenzaamheid is misschien een fundamenteel aspect van ons wezen maar de drang om die eenzaamheid te doorbreken is er niet minder wezenlijk om.

Ik heb vroeger eens in een brief mijn wantrouwen uitgesproken tegenover u. Ik ga dat wantrouwen niet eenvoudig in zijn tegendeel omkeren. Wat ons bindt is misschien meer dan formules. Ik moet oppassen want de taal begint mij parten te spelen.

Er is een zekerheid en dat is voldoende.

Ik zou niet teveel aandacht willen besteden aan het gezegde van Sartre: l’enfer c’est les autres. Ik ben overtuigd van het feit dat ces autres in soorten bestaan. Die hel kan bestaan, maar voor mij telt ze niet als er daarnaast of daarin toch nog mensen leven die de hand willen reiken. Je moet alleen maar die hand willen zien.

Zaterdag kreeg ik nieuws van Ivo Michiels, hij zou op 11 januari komen. Vandaag een tweede brief waarin hij schreef alleen te kunnen komen als een van onze sympathisanten hem naar Mechelen voert, terwille van de treinen die in Dendermonde verstek laten gaan vanaf een zeker uur. Ik doorstond een vervelend moment want de uitnodigingen waren al verstuurd. Nu is alles in orde, hij krijgt zijn auto en de voorlezing gaat door. Wat denkt gij van die schrijver? Ik weet er niets van, tenzij ik zijn naam vermeld zag in de film Meeuwen sterven in de haven. Wat uw voordracht betreft, ik heb Leunens voorgesteld om met u in verbinding te treden, hij beschikt over de auto van zijn zoon. Op die manier zijn de moeilijkheden van vervoer voor u opgelost. Moest hij niet in de combine marcheren, dan vinden wij een andere oplossing. Ik kreeg ook een kaartje van L. Picard waarin hij vertelt onder dokterscontrole te staan en in de onmogelijkheid verkeert om te komen. Vooraan staat een gebroken geweer afgebeeld met de loop naar beneden gericht, wat bloemen en vogels, getekend Serge Creuz. Sympathiek. Verder heb ik geschreven naar Gerard Walschap, Lode van Uytven, Ward Ruyslinck, Emile Veranneman en nog een, ik weet niet meer wie.

Ik heb ook geschreven naar De Bezige Bij in Amsterdam om te informeren of ze belangstellen in een manuscript: Een vreemdeling in Spanje. Ik heb gezegd dat ik het u laten lezen heb en dat gij er ‘waardering’ voor had. Is dat misbruik van vertrouwen? Ik voel mij niet al te gerust. Het komt doordat gij mij enigszins moed gegeven hebt. Pardon. Ik verwacht natuurlijk een afwijzend antwoord.

Gij hebt mij ook gezegd en ik houd dat voor mij dat de mannen die mij omringen in Celbeton niet de geschiktste zijn. Het is waar en ik ondervind het nu al. Al het werk is voor mij, ik bedoel het administratief werk. Veel woorden, veel voorstellen maar als het op uitvoeren aankomt, coucou. Ik zou u toch willen vragen of gij bereid zoudt zijn om in ons ‘bestuur’ te treden, als raadgever bijvoorbeeld. (N.B. de vijfde man naar wie ik schreef was Bontridder, ik vertelde hem dat gij in mijn ogen onze ‘éminence grise’ zijt). Als ik uw akkoord heb, stel ik het aan de mannen voor en ze zullen niet beter vragen, ze zullen het niet willen geloven. Ten slotte staan daar een paar namen in dat bestuur vermeld die er best uit zouden zijn: Edouard Verhas en Werner Verstraeten, ze laten zich toch niet meer zien of horen. Celbeton heeft eigenlijk geluk dat ze op een idioot als ik gevallen zijn, de boel was anders al lang om zeep, ten hoogste zou het dan nog een soort cave à la St. Germain-des-Prés geworden zijn. En dan nog, voor zoiets is het gemakkelijker nog in het centrum van de stad. Ze zouden niet eens naar Celbeton meer komen.

Weigert gij, tant pis, sans rancune. Maar misschien weigert gij niet. Het is geen pretentie, met mij valt of staat Celbeton, dus… avis à tous les amateurs. Liquideer Merckx en gij zult in vrede verder leven.

Ik geloof dat wij op bescheiden schaal geschiedenis aan ’t maken zijn. Als wij er kunnen in slagen Celbeton in leven te houden, van de groep kenbaar te maken, van jongeren te interesseren en een bodem te bereiden waarop kan gekweekt worden, dan hebben wij iets gepresteerd. Misschien vinden enkelen er een houding in de tijd. ’t Is daarom dat ik u graag naast ons zou zien staan. Het moet toch mogelijk zijn om aan de intellectuele sleur, de kliekjesgeest en de dagelijkse vooroordelen te ontkomen, of liever het moet toch mogelijk zijn om die te doorbreken.

Ik overdrijf het zeker als ik beweer dat Celbeton zonder mij valt. Het is mogelijk dat een paar mensen reeds besmet zijn en het verder zouden proberen. Ik vraag niets liever.

Ik weet waarom Sartre in de politiek staat. Hij is een bezetene en daar ontkom je niet aan. Hoe meer mensen wij hun eigen bezetenheid zullen laten ontdekken, hoe groter de kans wordt op menselijkheid. Want met bezetenheid bedoel ik de liefde voor de mens, de naakte mens, het lillend geweten, de onrustige sukkelaar. L’authenticité, dat is het.

Het gebroken geweer van Picard, het kan romantisch lijken, maar het is een noodzaak. Gebroken poses, gebroken geweren, gebroken cynisme, gebroken pathos, ’t is allemaal hetzelfde. Altijd maar breken, onderzoeken, terugkeren op zijn stappen en de sprong wagen.

Als gij komt de 25e dan hoop ik dat uw woorden een boodschap zullen inhouden, geen programma, een klank. Ik zou willen dat ze daar allemaal eens verpletterd zaten en dat ze van die avond iets meedragen, net zoals ik van vele avonden, en in ’t bijzonder de laatste avond bij u, iets meegedragen heb. De Vlamingen zijn daar volgens mij rijp voor.

Ik heb in mijn schuif nog een geheel van notities liggen die ik getiteld heb: Democratie, en waarin ik het heb over samenleving, kunst en ironie, dubbelzinnig behandeld maar gemeend van bedoeling. Zou De Vlaamse Gids daar iets voor voelen?

Ik schei uit want mijn hals doet pijn.

Mijn vrouw wenst u nog meer literaire prijzen toe. Ze is oprecht, geloof mij.

De groeten van ons allen: Johan, Veerle, Peter, Frieda en Dolf aan u allen: Chris, An, Els, mevrouw en Jan

Dolf

 

Avond van 11 januari 1958

1. In Memoriam Remy C. Van de Kerckhove:

Louis Willems leest voor: Nürnberg en Brugge van de overleden dichter

2. Ivo Michiels leest voor uit eigen werk:

Fragmenten uit de OgenbankAfscheidJournal Brut

Van in den beginne wist de schrijver de aanwezigen te boeien door zijn overtuigende manier van voorlezen. Zijn werk kenmerkt zich door diepe menselijkheid, uiterst verzorgde schrijftrant, geleidelijk volgehouden en opgevoerde ontroering.

Gekwelde persoonlijkheid.

3. Adolf Merckx leest het program voor de komende weken.

4. Mededelingen:

Lidgeld eeuwigdurend

Doel van de geldomhalingen

5. Bestuursvergadering:

De nieuwe uitnodigingen zullen niet meer vermelden:

Zolder der avant-garde kunstenaars doch alleen CELBETON.

Avant-garde wordt beschouwd als een versleten begrip.

De voordracht van de heer Flam wordt met meerderheid van stemmen goedgekeurd. Een paar bestuursleden (D’Haese en Gorus) gaan weliswaar akkoord op voorwaarde dat in de toekomst sprekers van katholieke zijde zullen uitgenodigd worden. Voornaamste opposant was advocaat Roosen.

 

Appels 13 januari 1958

Beste Jan,

Ik weet niet of mijn laatste brief u zachtzinnig gestemd heeft of niet. Er kwamen daar waarschijnlijk te veel pompeusiteiten in voor. Ik heb er maar op losgedjakt en schrijven met verstand is niet mon fort. Ik heb ook weinig scrupules, anders zou ik niet zoveel over mijzelf praten.

De vergadering van 11 januari zal later als een gewichtige dag in de annalen van CELBETON terug te vinden zijn. Ik houd namelijk een dossier bij waarin ik alles wat er gebeurt in verslagen bewaar, kwestie van de subsidies later.

Ivo Michiels beschouw ik als een schrijver van formaat. Wat hij te zeggen heeft is doordringend van mens tot mens, hij schrijft en hij leest met een beheerste overgave die direct de aandacht trekt en vasthoudt. Gewone volksmensen bleven geïnteresseerd aan zijn lippen hangen en klapten overtuigd in de handen toen hij er mee eindigde. Marguerite, onze waardin, vergat die avond haar kas na te kijken, de dansers gaven het zeer vlug op, na wat flauwe pogingen, iedereen zat ermee, iedereen voelde de nawerking van de woorden die CELBETON nog nooit zo stil gemaakt hadden. En is dat geen resultaat?

Wij wijdden eerst een kort In Memoriam aan R.C. Van de Kerckhove door Nürnberg en Brugge voor te lezen.

Daarna werd er krijgsraad gehouden. Advocaat Roosen had bezwaren tegen het optreden van Flam in ons lokaal. Hij haalde argumenten aan uit De Standaard, La Libre Belgique, en nog twee andere gazetten van rechts. Hij hield staande dat de reputatie van Flam ons zou kelderen. Het bestuur moest zich dus uitspreken: voor of tegen Flam in CELBETON.

Uitslag:

4 stemmen voor (Cami, Willems, Heymans, Merckx)

2 voorbehoud: akkoord indien in de toekomst ook aan andere sprekers wordt gedacht, van ‘rechts’ (D’Haese, Gorus)

1 onthouding (Roosen)

Ik heb een communiqué opgesteld en via de plaatselijke correspondenten, of zelf, laten geworden aan Volksgazet, Laatste Nieuws, Vooruit, Standaard.

Leunens liet mij zijn akkoord weten. Hij zal u meebrengen naar Dendermonde en terugvoeren. Hij scheen nog steeds in de mening te verkeren dat gij op de 25ste komt.

Twee vragen eerst:

urgent: mag ik u definitief programmeren voor 8-1-58?

Krijg ik wat bio-, bibliografische gegevens om een inleiding te geven?

Krijg ik bijtijds de juiste titel?

wilt gij in ons bestuur zetelen zoals ik het u vroeg?

Marcel Wauters was ook van de partij. Hij had mijn Franse tekstjes mee en gaf mij de raad in de richting van het moderne chanson te werken. Hier en daar tekende hij een betere pointe aan of schrapte een teveel. Voorlopig heb ik daar ook al genoeg van. Heidegger laat mij niet meer los. Zodra ik hem achter de rug heb, lees ik een tijd weer niets anders meer dan Journal Littéraire 4 van Paul Léautaud. Ik moet weer beginnen schrijven want het begint van binnen weer te spannen!

Hoe vindt gij dit:

Als achter de sterren

het schot huivert

de ruimte is een open huis

Wie zal het geloven huis?

Wij zullen hoogstens verstarren

en ervaren

hoe de echo niet sterven kan

wij zullen uitvluchten zoeken

en torenhoge wallen bouwen

Programma:

25 januari Gaston Burssens – Inleiding door Marcel Wauters

1 februari         Leopold Flam                De Rebel (wijsbegeerte)

8   “   “ Jan Walravens              ?

15 “   “ Jan van Lier                  Automation (sociaal gezien)

22 “   “ Ward Ruyslinck Fragment uit de nieuwe roman Wierook en Tranen

Krijg ik van u direct antwoord? Ik moet Ruyslinck nog bevestigen daar hij anders op 8 februari komt. Wij hebben natuurlijk eerst Walravens broodnodig.

Carlier liet zich verontschuldigen op de voordracht van Michiels.

Veranneman is bereid met ons te onderhandelen na zijn tentoonstelling van maart in het Paleis te Brussel.

Wat denkt gij van De Waelhens? Kunt gij ons niet helpen om hem te krijgen?

Tot lezen en de groeten van ons allen aan u allen

Dolf

Niet kwaad voor Burssens? Hij kan niet anders komen.

Celbeton is vol van uw komst. Wij vergoeden wat we kunnen.

 

Kraainem, 16 januari 1958

Hortensialaan 25

Beste vriend Adolf,

Dank voor uw vriendelijke brieven, die mij bijna ontroerd hebben. Dank voor uw vriendschap, dank ook voor uw waardering.

Helaas, het past voor mij noch op 25 januari noch op 8 februari. Maar 22 februari is voorlopig goed, al opent in die tijd de Boekenweek in Nederland en daar moet ik heen. Dat laat ik u dan tijdig weten.

Zowel tijdens uw bezoek met Werner als in uw brief van 6 januari hebt gij echter gesproken over uw ‘wantrouwen’ tegenover mij. Ik zie niet duidelijk wat gij daarmee bedoelt en weet ook niet hoe ik dat wantrouwen ooit verdiend heb. Zou het niet goed zijn dat wij de puntjes even op [de] i zetten alvorens verder te gaan?

Met de beste groeten van mijn vrouw, ook voor uw vrouw en met de grote achting die gij kent,

blijf ik uw,

Jan

 

Appels 18 januari 1958

Beste Jan,

Gij vraagt mij in uw laatste brief: “…hebt gij echter gesproken over uw ‘wantrouwen’ tegenover mij. Ik zie niet duidelijk wat gij daarmee bedoelt en weet ook niet hoe ik dat wantrouwen ooit verdiend heb. Zou het niet goed zijn dat wij de puntjes even op [de] i zetten alvorens verder te gaan?”

Het klinkt bijna als een ultimatum. Daar houd ik van. Een mens komt uit zijn schelp, dat is een teken dat hij ergens geraakt werd. Alleen dan is een gesprek mogelijk. Ik heb zojuist gedaan met het stuk van Heidegger over Hölderlin en daarin heb ik menen te begrijpen dat men in zijn binnenste nooit moet aflaten alles te herzien. Ik ben geneigd het wantrouwen als een fundamentele instelling te beschouwen tegenover het gevaar van de omringende wereld. Ik ben altijd op mijn qui-vive.

Uit uw brief van 21 oktober 1950:

“Gij zegt dat uw vertrouwen in mij niet heel zuiver was. Ik dank u om die oprechtheid. Alleen twee mensen die volledig oprecht zijn met elkander, kunnen een hechte vriendschap onderhouden.

……..gij zult mij zeggen: welke zijn die dan voor u (doel en weg) en hoe komt het, dat gij zo normaal en kalm kunt leven als ge toch een revolutionair meent te zijn en dat af en toe doet geloven aan de radio?”

Waarop berust nu dat wantrouwen?

Om te beginnen, gij spreekt van verdiend. Ik geloof dat dat woord niet helemaal voldoet. Het gaat over mijn wantrouwen, iets wat diep in mij zit en als dat toevallig op u gericht wordt, u betrekt in zijn wereld, dan hebt gij daar in de grond weinig mee te maken. Om termen te gebruiken die nog vers in mijn geest liggen: misschien ben ik wantrouwig tegenover u zolang ik in u niets meer zie dan een realité-ustensile, een realité-ontique. Zodra ik u echter ga ontdekken, blootleggen als een ontologische realiteit, zodra vermindert mijn weerbarstigheid.

Concreet nu: ik ben meestal slechts een mens die verstrikt zit in gemene (commune) realiteiten, in de normen van het ‘on’.

En welke is dan mijn houding tegenover u?

Is Jan wel oprecht in al wat hij zegt?

Kan Jan niet verdacht worden van intellectuele pose, van cultureel snobisme, van eruditie alleen maar als bagage?

Is het mogelijk dat Jan zich in kritieken verschuilt achter literaire dogma’s?

Ik denk daarbij aan een achteloos in de lucht geworpen beoordeling, aan een radicale afkeuring, aan een soms al te vriendelijk of beleefd woord, een onverschillig lachje.

Zoals gij ziet, ik ben op mijn hoede.

Hoe komt dat?

Misschien is het alleen maar de terugslag van mijn eigen onvolkomenheid. Een mens zou op elk ogenblik van zijn leven authentiek moeten zijn. Wij zijn geen helden, dat weten wij. En toch is het navrant.

Heb ik mij voldoende verantwoord?

Ik tracht echt te zijn, door dik en dun, door alle tegenspraken heen. Er is het dagelijkse leven echter dat ons zo afbeult. Wellicht verkeert gij in dezelfde omstandigheden.

Soms vind ik het woord merde het prachtigste woord dat er bestaat. Het is nochtans verkeerd zo te denken. Het zou te gemakkelijk zijn.

Vriendschap moet veroverd worden en ik zal mijn best doen.

 

Celbeton-nieuws:

Op 25 januari komt Burssens dus. Marcel Wauters zal hem inleiden.

Flam zal zeer waarschijnlijk niet komen op 1 februari. Ik heb dat onrechtstreeks vernomen. De reden ken ik nog niet.

Jan, kunt gij op 1 februari 58 niet inspringen. Een woordje a.u.b.

Voor 8 februari dan: Ward Ruyslinck.

Bontridder antwoordde: hij wil komen op 15 februari, maar die datum is bezet.

Ik wacht een paar dagen op uw antwoord om hem een andere datum voor te stellen. Hij zal ons de primeur geven van nieuw werk: Bagatelle.

Op 25 januari ook: opening van de tentoonstelling: André Bogaert (warm abstract).

Ik kreeg van De Bezige Bij antwoord dat zij alleen bij hoge uitzondering nieuw werk opnemen. Soit. Ivo Michiels zal mijn manuscript lezen.

Walschap antwoordde dat hij geen voordrachten meer houdt, tenzij bij hoogste uitzondering (boze stemmen zeggen: geld!)

Hebt gij mijn ‘toneelstuk’ nog niet gelezen?

Vriendschappelijke groeten van ons kliekje aan u allen

Dolf

Krijg ik zeer snel een antwoord op rood lijntje?

Eer ik Bontridder bereikt heb en de uitnodigingen die tijdig weg moeten, of kunt gij tegelijk Bontridder eens vragen?

Dank.

 

27-28-1-58

De duivel is ermee gemoeid, Adolf: ik kan noch op 1 noch op 8 februari naar Dendermonde komen. Lelijk, nietwaar. Verontschuldig mij, maar komen doe ik zeker.

Dank voor je openhartige brief. Nu kan de dialoog voortlopen.

Zeer genegen je

Jan

 

Appels 3 februari 1958

Beste Jan,

Ik heb uw kaartje ontvangen. Twee punten moet ik daaruit onthouden: ik kom zeker en de dialoog kan voortgaan.

Als het zo blijft duren zal ik alle genres aangepakt hebben: proza, toneel, ironische beschouwingen (die hebt gij nog niet gelezen), reisverhaal, toneel en powezie (want ik heb mij daaraan bezondigd in het Frans en nu ook in het Nederlands). De kwestie is of ik in een van die genres iets bereikt heb dat de critici kan voldoen, alhoewel ik daar mijn hielen aan veeg, ik heb tot hiertoe meestal geschreven omdat ik er plezier in had en laat het mij bekennen enkele keren ook uit literaire ambitie. Om de herinnering aan dit laatste vergrijp zou ik mijzelf wel de vingers willen afbijten.

Ik heb zojuist gelezen: 2 x poëzie (over poëzie liever) van Adriaan de Roover. Interessant om de helderheid van de taal. Ik citeer: “Poëzie is de organisch en veelal ook intuïtief gegroeide uiting van een persoonlijkheid, die zich bedient van de magie van het woord.”

Volgens mij is de belangrijkste vraag of

1 de beeldspraak bijvoorbeeld los kan gezien worden van het gedicht als totaliteit.

2 het gedicht als totaliteit mede in de mens als totaliteit, als gestalt en uiting moet opgenomen worden, als daaruit ontstaand en er wezenlijk aan toebehorend.

3 het wezen van de poëzie ten slotte neerkomt op het wezen van de mens,

want mij verveelt de term experimenteel geweldig. Al dat gelul met termen als het over de poëzie gaat, raakt nauwelijks de kern van de zaak. Ik beweer dat iemand die existentiële conflicten doormaakt en er zijn geen andere conflicten die daarnaast de moeite waard zijn, de middelen die hem ter beschikking staan, de taalmiddelen, wel degelijk zo zal weten te gebruiken dat hij kan uitdrukken wat hem bezighoudt. Ik verwerp het exclusivisme van de moderne experimentelen wanneer ze zich uitroepen tot de makers van de enig ware poëzie. Akkoord als ze het goedkope symbolisme van de taal willen doorbreken ten voordele van een directer, waarachtiger expressie, maar om van daaruit over te gaan tot de cultus van het woord om het woord, dat is absurd, zuiver abstract. Het woord is een middel en vervult altijd een dienende functie. Klank, ortographie, typographie, associatief karakter, het zijn slechts facetten van een totaliteit waarin het woord een functie vervult. Ruk voor mijn part het schoolse zinsverband uiteen en plaats de woorden zo naast elkaar dat ze daar schijnbaar slechts als eilanden in een archipel liggen, dan nog werken die woorden op elkaar in, ze bevruchten elkaar met de magie die ze elk op zichzelf meevoeren. Op die manier ontmoet ik De Roover wat betreft het aspect van het gedicht, maar zijn definitie bevredigt mij niet omdat hij niet tot de kern van de zaak doordringt, namelijk de persoonlijkheid waarover hij het heeft.

Als ik dus consequent wil blijven, moet ik aan het gedicht een autonoom bestaan ontzeggen. Poëzie zien als “de bevrijdende schok, die teweeg kan gebracht worden door de botsing der beelden”, zoals De Roover het aanhaalt van Jan Walravens en als “de botsing der beelden, in de dissonanten, in een verfijnde contrast-werking, in de surprises of in de ethische aberratie” zoals hij uzelf beweert te volledigen, betreft het hier iets anders dan alleen maar de techniek van het dichten? Is daarmee het wezen van de poëzie aangeraakt? Is tenslotte poëzie niet het gedicht zelf? En het gedicht is een schepping van de mens.

Ik zeg dus dat de experimentelen alleen maar vernieuwers zijn op technisch gebied. Het debat is geopend.

Boon heeft voorgelezen uit zijn sprookjes. Ik durf mij niet uitspreken, omdat ik vrees niet voldoende de tekst geabsorbeerd te hebben, ik zou hem eerst moeten lezen: eerste indruk: surrealisme, absurditeit, ironie. Ivo Michiels leidde André Bogaert in. Interessant. De avond van Burssens was prachtig. Brouwers heeft dat gedaan in het blad.

Nu zaterdag krijgen we Ward Ruyslinck, tenzij hij niet kan komen, hetgeen ik niet verwacht.

Ik heb Bontridder moeten afzeggen voor de 15 feb daar die avond reeds bezet was, hij zou ons de primeur van Bagatelle gegeven hebben. Ik moet hem een andere datum voorstellen in maart.

Claus heb ik ook gevraagd voor maart, ben benieuwd.

Ik verwacht u dus tegen 22 februari, gaat het deze keer? Wilt gij mij die datum zo vlug mogelijk bevestigen? Misschien krijg ik de titel van uw voordracht en als het kan biografische bijzonderheden aangaande uw persoon, zodat ik desnoods iets kan ineenflansen om als inleiding voor te lezen.

Formidabel wat een trac ik ondervind als ik de mond moet opendoen voor een groepje mensen! Of misschien hebt gij iemand om die inleiding te doen?

Ik eindig hier en groet mevrouw, Els, An en de jonge Walravens vanwege mijn vrouw, Johan, Veerle en Peter.

Tot direct,

Dolf

Flam weigerde te komen nadat wij ‘gestemd’ hadden over hem. Et la démocratie alors? Merde, zou Burssens zeggen.

 

Kraainem, 5 februari 1958

Hortensialaan 25

Beste vriend Adolf,

Het beste zal wel zijn, dat ik u zelf een datum voorstel wanneer ik naar Dendermonde kom. Ik zal u wel tijdig een drietal zaterdagen opgeven en daaruit kiest gij dan. Want op 21 en waarschijnlijk op 22 februari ook, zit ik in Hilversum en de volgende zaterdagen moet ik deelnemen aan de Boekenweek in Nederland. Maar gij weet dat ik in ieder geval kom.

Ik heb wat beter voor u. Ik heb op de Piaubert-tentoonstelling te Brussel Walter Volkaert ontmoet. Deze vriendelijke en zeer intelligente kunstcriticus uit Mechelen maar die te Parijs woont en aldaar alle goede schilders van het ogenblik ontmoet, is bereid om in Celbeton een voordracht te houden, gevolgd door debat over moderne schilderkunst. Het bijzondere is dat hij over een prachtige collectie moderne schilderijen beschikt en hij akkoord is om enkele van zijn schatten in Dendermonde tentoon te stellen. Dat kan een mooie zaak worden en gij moet er maar goed publiciteit voor maken. Schrijf Walter Volkaert met mijn groeten: 129 rue de Faubourg Saint Honoré, Paris 8°.

Vraag, als het u interesseert, ook volgende mensen met mijn groeten: Adriaan de Roover, Gitsschotellei 333, Borgerhout;

Tone Brulin, Boomgaardstraat 82, Berchem-Antwerpen;

Willy Van Der Meeren, Hof de Vier Winden, Moorselstraat, Tervuren;

Eug. De Bock, “Kraaiennest”, Alice Nahonlei 19, Schoten;

Lode Weyk, Tiensesteenweg 147, Tienen.

Dring ook nog eens aan bij Staf Knop, Hortensialaan 23, Kraainem.

Felix De Boeck stelt thans portretten tentoon te Leuven. Waarom niet even aandringen opdat hij ook bij u zou tentoonstellen? Alphonse de Waelhens hebben wij destijds in de Spaarkas gehad, maar we hebben hem 1000 fr. honorarium betaald.

Aan Jaak Brouwers heb ik een Kanttekening voor De Vlaamse Gids gevraagd. Ze zal waarschijnlijk opgenomen worden in het aprilnummer.

Wat uw eigen werk betreft: zoek maar voort, heb geduld maar ook betrouwen. Sedert een hele tijd reeds volgt gij de rechte en de goede lijn.

Beste groeten van huis tot huis, uw

Jan

 

Appels 10 februari 58

Beste Jan,

De lente nadert en ik geraak slechts moeizaam in het boek over Socrates voort. Naar Parijs heb ik dus geschreven, dank voor de tip.

Vraag: zijt gij thuis op 16 of 17 februari ’58 ’s avonds. Wij hebben namelijk 2 dagen vrijaf en ik zou weleens naar Brussel komen, dan zou ik meteen dat toneel meenemen.

Tot ziens of lezen.

Dolf.

Bontridder komt op 15 maart.

 

Appels 23 februari 1958

Beste Jan,

Eer ik begin met mijn gewone serieuze praat wil ik u op de hoogte stellen van iets dat mij fel tegen de borst gestoten heeft. Het betreft Werner Verstraeten of zoals hij zichzelf weleens genoemd heeft: Werner Verstra, dit waarschijnlijk met het doel zijn naam een Hollandse klank te geven. In een artikel: Te Parijs bij Lafame, in de Vooruit van 22 februari 1958, doet hij een unfaire uitval tegen Celbeton. Ik citeer: “… Van belang is vooral het opzet van de redakteurs van: Le Soutien aux Jeunes Peintres. Iets simpels en goed begonnen. Zo wordt het geen kafee zoals Celbeton. In Pili is het zaaltje boven. Apart. Met Lafame was dat een daadwerkelijk begin.” In hetzelfde artikel zegt hij dat de jonge tekenares Inez in Pili zal exposeren; mijn vrouw noemt hij haar verder. Hij heeft het ook over “ons” tijdschrift Pokus, zijn tijdschrift wil dat zeggen.

Nu moet gij weten dat hij het was die in het begin er op aandrong dat in Celbeton serveuses zouden komen en boxes voor de paartjes. Snapt gij dat?

Ik heb de indruk dat onze Werner alle gelegenheden zal te baat nemen om ons af te breken, om zijn eigen naam en die van zijn vrouw gedrukt te zien. Je moet de stijl lezen waarin dat artikel geschreven is. Het hoort eerder thuis in de rubriek publiciteit dan in het sober mededelen, gezocht, gewild. En met kwade bedoelingen.

Deze keer aarzelen wij niet meer: Werner Verstraeten wordt niet meer beschouwd als deeluitmakende van Celbeton. Het artikel van Korban over Nijhoff is tenminste interessant. Ik schrijf Werner niet eens over zijn nieuwe stunt. Qu’il aille se faire foutre…

Jan, dank voor de televisie. Mevrouw Leunens heeft ons gisteren de aanplakbiljetten en de prospectussen gebracht. Ze vertelde dat gij opgebeld had om ze op de hoogte te stellen van de mogelijke komst van de televisie. Guillaume Leunens is ziek. Altijd, schijnt het vóór een tentoonstelling, de man werkt zich kapot. In elk geval is hij een voorbeeld geloof ik van de mens die het meent met zijn werk, zijn werk gaat voor alles. Als ik van zo’n reuzen hoor spreken dan ben ik beschaamd dat ik soms wat al te gemakkelijk zou willen beloond worden voor hetgeen ik reeds geschreven heb. Ik moet erop letten dat ik niemand gebruik om mijn eigen doeleinden te dienen. Daarom stuurde ik in voor het Willemsfonds, voor de Krijn-prijs zonder beroep te doen op om ’t even wie. Als er dan soms toch iemand, zoals gij bijvoorbeeld, iets voor mij zou doen, dan zou ik de zekerheid willen hebben, dat ik het waard ben. Ik wil dat zo, want tenslotte heb ik ook mijn ogenblikken van ijdelheid, waarin de gloriole mij benevelt. Zo stuurde ik naar Ivo Michiels mijn Spaans reisverhaal en losse beschouwingen, gegroepeerd onder de titel Democratie. Moet ik het bekennen? Ik wist dat Michiels bij Ontwikkeling werkt. Gelukkig heb ik hem gevraagd Democratie door te sturen naar het N.V.T. met het verzoek geen enkel woord voor mij te plaatsen, de zegels waren bijgevoegd. Waarom ik het zelf niet doorstuurde? Omdat ik het adres van N.V.T. op dat moment niet had. Voilà. Geloof mij of geloof mij niet.

Wat ik wil zeggen, is dat ik geen charlatan wens te worden zoals Werner Verstra.

De heer Volkaert heeft geantwoord dat hij bereid is te komen spreken en werken uit zijn collectie te exposeren. Hij belde op verleden dinsdag vanuit Mechelen, doch ik was niet thuis. Hij zou die avond gekomen zijn, doch het was zo’n slecht weer, dat ik hem deze week verwacht. Nogmaals dank.

Mevrouw Leunens heeft beloofd Servranckx, Slabbinck en Anne Bonnet aan te spreken.

Dus voor 15 maart krijgen wij Bontridder en De Roover. Wij hebben besloten ten hoogste nog om de 14 dagen een voordrachtavond te houden, het wordt anders te veel.

Agenda:

1 – 20 maart 58: G. Leunens

15 maart: Bontridder. De Roover.

20 maart – 5 april: collectie Volkaert (moet nog uitgestippeld worden) (Piaubert, Saegman, [Deyrolle], [Smadja], Jacobsen, Gilioli).

5 – 26 april: Gus Koleman

5 april: lezing door J. Brouwers (opening Koleman).

26 april – 17 mei: De Clercq (abstract. Leraar tekenen Geraardsbergen).

Een onzer leden is in contact met: 1. Een pater uit Gent die zou spreken over atonale muziek. 2. Een pater uit Oostende die zou spreken over de mens in het chanson van Trenet tot heden. Wanneer die komen weet ik nog niet. Wat denkt gij daarover?

Vraag: Moest ik soms een artikel of een verhaal schrijven, waarvan ik zou kunnen veronderstellen dat het goed is, mag ik dat dan naar u sturen voor De Vlaamse Gids? (of een gedicht). Ik zou L.P. Boon kunnen aanspreken voor de Vooruit maar die krant trekt mij niet aan. Ik blijf liever vrij van alle politieke smetten.

Nieuwsgierig wat het N.V.T. zal zeggen: niet humanistisch genoeg waarschijnlijk. Ik zou willen dat ze mij dat antwoordden, dan was ik al beloond.

Hm, hm, doet gij soms aan kunstkritiek. Mag ik u wijzen op de tentoonstelling van G. Leunens in Celbeton?

De groeten van de dolfijnen aan de jannen

Dolf

P.S. Is die Matthijs uit Brussel

interessant? Ik ben het

adres uit het L.N. kwijt.

Ge weet wel die uitgever

van zijn eigen tijdschriftje.

 

[s.d.]

Beste Jan,

Zoudt gij een goed woord kunnen doen voor ons bij L. Van Uytven Vlaamse Televisie?

Ik schreef een brief om een actualiteit aan te vragen over Leunens.

15 maart ’58: Bontridder (Bagatelle) en Adriaan De Roover over de evolutie van P. v. Ostaijen.

Dank u en tot ziens of lezen.

Dolf

P.S. Zojuist een brief van Van Uytven. De televisie komt of zal een actualiteit wijden aan de Leunens-avond van 1 maart 58.

 

Appels 6 maart 1958

Beste Jan,

Zojuist uw boekje over Brussel gekocht.

Volkaert is gisterenavond geweest. Resultaat:

Op 29 maart 1958 te 20 uur:

1.Opening tentoonstelling Abstracte Kunst

Piaubert, Gilioli, Jacobsen, Desserprit, Lacoste, Wolfs, Heylen, Claus.

2.Voordracht door Walter Volkaert over Abstracte Kunst.

3.Korban leest voor uit eigen werk.

Gij weet dat wij op 15-3-58 krijgen:

Albert Bontridder en Adriaan De Roover.

Ik heb direct naar de Vlaamse Televisie geschreven om een interview te vragen. Zoiets verdient meer dan een actualiteit. Kunt gij soms een woordje doen bij Van Uytven, het zou de kunst ten goede komen. Ook Volkaert zou in de wolken zijn en natuurlijk CELBETON meteen.

Brouwers heb ik om uitstel gevraagd daar Gus Koleman er de brui aan geeft. Redenen: fiasco’s in Duitsland en Spanje.

A propos Werner gaat een tijdschrift POKUS beginnen bij Het Licht in Gent. Hij vroeg onze steun. Is die jongen dwaas of onscrupuleus of zot? Ik houd niet van zo’n palingen.

Ik wacht op een teken van leven.

Groeten van ons allen aan u allen

Dolf

Wanneer komt gij?

 

CELBETON

Merckx Adolf

Steenweg op Aalst 33 G

Appels

Appels 17 april 1958

Aan de heer JAN WALRAVENS

Hortensialaan 25

Kraainem

Beste Jan,

Ik ben in het bezit van Negatief, ik heb het bovendien gelezen en neem mijn hoed af. Luister nu naar hetgeen ik er op fantaseer: er schiet mij te binnen dat het van constructie, van beheersing even sterk is als het Menuet van Boon. Et d’un. Dat gij de Krijn-prijs verdiend hebt geef ik nu volledig toe. Misschien kan u dat niets schelen. Et de deux.

Ik heb tegelijkertijd Afscheid van Michiels gelezen. Automatisch vergelijk ik. Ik weet dat dat een slechte gewoonte is, maar er zijn van die gewoonten waar een mens van houdt. Na de lectuur van Negatief ben ik geneigd van te zeggen: ’t is zo, er is niets aan te doen, er zijn geen vragen meer te stellen, leeg leeg leeg, men pleegt zelfmoord of men begint alles opnieuw met de moed der wanhoop. Misschien zal uw volgend werk daaromtrent klaarheid brengen. Na de lectuur van Afscheid voel ik mij onrustig, wij dragen in ons dat heimwee naar de ongebondenheid, wij nemen altijd weer afscheid en dat afscheid is altijd dubbelzinnig, het is tegelijkertijd altijd een terug.

Dat uw boek zo wreed is in de details wijst er misschien op dat het hier voor u in de grond te doen was om de purificatie. Gij hebt al uw aandacht geconcentreerd op het ongenadig vlijm, dat ten slotte de kanker moet blootleggen en de genezing in het vooruitzicht stelt. Uw boek is in zijn kern noch absurd, noch spel. Et de trois.

Ik moet u in de naam van CELBETON ook danken voor het artikel van Brouwers. De Vooruit gaf een echo daarop. CELBETON begint lawaai te maken, aan ons om er het geluid in te krijgen.

Volkaert kwam gisteren zijn schilderijen terughalen. Onder ons gezegd, ik zit tussen twee vuren. Langs de ene kant is er Brouwers die Volkaert niet al te gunstig beoordeelt, en dan is er Volkaert die Brouwers niet in de armen draagt. Ik voorzie nog plezant geschipper ofte diplomatie, en of ik daar de geschikte man voor ben, dat zult gij best weten.

Ik schrijf tegelijk met deze brief naar Staf Knop om hem te vragen voor 3 mei a.s., over toneel, dat hebben wij nog niet gehad. Wilt gij een woordje doen? Si cela ne vous gêne pas. Zoudt gij mij ook niet kunnen zeggen of uw schoonbroer Adams, de man van de jazz, eventueel bereid zou zijn om aan de hand van zijn platen bij ons op te treden? Dank.

Ik schreef naar Lode Weyk, doch hij ging trouwen en kon niet komen, hij dankte u eveneens.

Teirlinck is akkoord voor de volle zomer.

Ivo Michiels heeft mij laten weten dat mijn verzameling overpeinzingskens (Democratie) door het N.V.T. aanvaard werden en over verschillende nummers zullen verschijnen. Ik heb nu ook al een klein aantal gedichten en ik hoop daarmee weleens iets te bereiken.

Ik was ook aan een roman begonnen, maar ik geef het op, het gaat niet, niet echt genoeg, en er broeit wat en ik wacht tot het uitbreekt.

Daarmee ben ik vergeten te vragen of gij het goed gehad hebt aan zee.

In de hoop een teken van leven en goed nieuws te ontvangen,

De groet van ons allen aan u allen,

AM

Dolf, Johan, Peter, Veerle, Frieda

 

Appels 4 juni 1958

Beste Jan,

De lectuur van uw 5e kolom in de Periscoop van juni heeft mij weemoedig gestemd. Of liever ze heeft mij tot het besef gebracht dat ik al een hele tijd weemoedig ben. Nu Celbeton zijn activiteiten stopgezet heeft tot september is de rust in Dendermonde weergekeerd. De c.v.p. is weergekeerd en de generaals zijn er weer, de priesters en de goedgelovige zielen, zij staan gereed om het tijdperk van de orde en de ongestoorde eenzijdigheid te herstellen. Dat Sartre een goed mens is, daar twijfel ik niet aan, iemand moet goed zijn om het op die leeftijd nog vol te houden temidden van die neerdrukkende kleinmenselijkheid in ons en rondom ons. Ik bewonder hem. Ofwel is hij een heilige ofwel houdt hij vol met de moed der wanhoop.

Wij zullen dus onze activiteiten hervatten in september en nu reeds voel ik mij moe, onzeglijk ontmoedigd. Omdat ik zo weinig begrip ontmoet en zo veel eigenbelang. Wat de mensen naar ons drijft is heel zelden oprechte wil om nu eens iets positiefs te presteren. Ik zou met grote woorden willen goochelen: dienen, zich inspannen, ondernemen. Misschien maak ik een tijdelijke inzinking door. Ik kan mij voorstellen wat mannen als Sartre soms moeten doormaken. Langs de andere kant benijd ik ze, omdat zij toch vrienden hebben en omdat zij in hun werk kunnen opgaan.

Wat ik over uw boek denk, heb ik al gezegd. Het voldoet mij niet. Er is wel de figuur van Felix. Maar die staat machteloos tegenover Pierre. En Pierre is een eenzame man. Ik wil niet meer terug naar die mensen, nog liever een einde eraan. Wij hebben geen keuze: voortleven of vernietiging. Ik ga niet afkomen met de wil van de Duitsers, noch met een of ander mysterieus levensbesef. Ik zou ook niet met de moed der wanhoop willen vechten. Wat ik wil, is ten slotte mijn verantwoordelijkheid opnemen. Ik vraag mij af of ik dan politiek gezien geen houding moet kiezen. Want politiek tast tenslotte ons bestaan aan.

Daarom, in overleg met een paar man uit onze groep, heb ik naar Eugeen De Bock geschreven om hem te vragen of hij bereid zou zijn om een tijdschrift Celbeton uit te geven. Ik verwacht mij aan een neen. Hoe we het dan zullen doen is een open vraag. Zeg het niet voort of liever als gij bereid zijt ons te helpen doe het dan op uw manier.

Ben Cami zit er ook tussen. Afwachten.

Ik schrijf nog, maar het gaat heel traag en moeilijk. Ik zie u al zeggen: goed.

Ik hoop verder dat gij het mij niet ten kwade duidt dat ik Staf Knop gevraagd heb om u te vragen om mijn toneelstuk te lezen – oef! Wat een zin. Hij heeft nog niet geantwoord en heeft het dus waarschijnlijk niet gelezen, ofwel is het zo oninteressant dat hij er geen papier wil aan verspillen.

Moest gij ooit nog tijd vinden om dat stuk terug te sturen, ik zou u er dankbaar om zijn.

Teirlinck zal heel waarschijnlijk niet komen. Mijn stukje voor het N.V.T. is nog steeds niet verschenen. Alors donc, ça ne va pas si vite, voyons!

Overigens is het bijna vakantie en wat gaan wij dan allemaal wel niet kunnen uitrichten: in de tuin werken, met de fiets rijden, een paar keer naar de W.T. in Brussel gaan, enz…

Zoals gij ziet een zeer interessant programma.

Ik hoop dat het ginder in Kraainem goed gaat.

Wij groeten u van ver.

Dolf

 

 

· Adolf Merckx aan Jan Walravens, 18-01-1958. Privécollectie, Brussel.