width and height should be displayed here dynamically

Wim Wauman

Geboren: 1976, opgegroeid in Sint-Niklaas.  Studies: Hogeschool Antwerpen, optie Fotografie (tot juni 2000), nadien Hoger Instituut voor Schone Kunsten (september 2000 tot december 2002).  Woonplaats: Antwerpen. Zijn woonplaats is ook zijn werkplaats; een grote ruimte aan de straatkant van het appartement dat hij bewoont met zijn vriendin, een modeontwerpster, doet dienst als ‘atelier’ voor hen allebei.  Galerie: niet verbonden aan een galerie.

Media: fotografie en in mindere mate video. In presentaties brengt hij de beelden steeds met elkaar in verband, en probeert hij de tentoonstellingsruimte en de beelden op elkaar te betrekken. De foto’s gaan deel uitmaken van een groter geheel dat ook ander materiaal kan bevatten, zoals postkaarten, knipsels of video. Zo presenteerde hij in De Alpen (Netwerk Galerij, Aalst) en in Arena (Socio-Cultureel Centrum Elzenveld, Antwerpen), telkens in 2004, prikborden waarop hij postkaarten met eigen foto’s combineerde. In Pieces Of Paradise – The Conversation (Window Store & Gallery, Antwerpen, 2002) lag een foto op de grond, naast foto’s die aan de muur hingen – er was ook een video. Momenteel houdt hij zich bezig met het ‘ontwerpen’ van (denkbeeldige) tentoonstellingen, die hij opvat als integrale, muurvullende presentaties met foto’s die zijn afgedrukt op verschillende formaten.  Landschap: uit zijn academietijd dateert een sterke betrokkenheid op het landschap. Door een bijzondere lichtinval – lichtreflecties, een opname bij valavond, de aanwezigheid van water in het beeld – voorziet hij de plekken die hij fotografeert van een aura, ondanks zichzelf haast. De onderwerpen van zijn eerste foto’s zijn eerder banaal (een geparkeerde auto, een speelplein met bomen, een industrieterrein, een verlichte gevel), maar hij merkt dat deze dingen er ‘beter’ gaan uitzien op foto. Gaandeweg verlaat hij de (schilderkunstige) conventie van het landschappelijke beeld, het beeld dat alleen al verbaast door zijn uitgestrektheid. Hij zoomt in en fotografeert bijvoorbeeld de schors van bomen op verschillende plaatsen in de wereld, waarbij de aandacht gaat naar kwetsuren in de stam, naar ingekerfde graffiti, naar de textuur van een kurkeikschors. Door zijn focus op het fragment maakt hij het onderwerp los uit zijn ‘habitat’.  Cirkel:Opgeslorpt door het detail, door het beeldfragment dat alle aandacht bundelt, verdwijnen de randen van het beeld uit het zicht: hij gaat beelden cirkelvormig afdrukken. De focus wordt er nog door versterkt.  Optiek: Het licht (of de lucht) en het water blijven aanwezig. Daardoor ontstaat een gevoel van ruimtelijkheid, en lijkt alles ook ondergedompeld ‘in een bepaald licht’. De foto’s van Wauman refereren aan een ‘romantische’ of idealiserende manier van kijken. Hoewel hij steeds uitgaat van wat hij ‘op locatie’ tegenkomt, getuigt zijn werk van een fascinatie voor de (be)spiegelende blik: voor conventies van het maken en bekijken van beelden. Zo is hij onder andere geboeid door symmetrie. In sommige beelden vindt hij die symmetrie op de plek zelf; andere beelden zijn door digitale manipulatie symmetrisch ‘gemaakt’ (dat geldt voor een reeks gespiegelde, symmetrische eilanden).

Statuut: werkloos (uitkeringsgerechtigd).  Beurzen: in 2001, 2002 en 2003 ontving hij van de Vlaamse Gemeenschap een Werkbeurs voor Beeldend Kunstenaars. Het betrof een ‘gewone werkbeurs’, wat inhoudt: een niet-belastbaar bedrag tussen 4.000 en 7.500 euro, bestemd voor de ondersteuning en ontwikkeling van het oeuvre. Bedragen worden uitbetaald in twee schijven: 80% na principiële goedkeuring in september van het jaar van de aanvraag, en 20% na de aanvaarding door de administratie van een verslag van de recente kunstactiviteit, dat door de kunstenaar zelf wordt opgemaakt. Wauman beargumenteerde zijn subsidieaanvraag door te verwijzen naar zijn deelname aan tentoonstellingen. Wie drie jaar na elkaar een werkbeurs ontving, kan voor de twee daaropvolgende jaren echter geen werkbeurs meer aanvragen. Wauman moet dus op zoek naar andere financieringsbronnen.  Tewerkstelling: voor sommige “dagen van activiteit” die in verband staan met de kunstenaarsloopbaan volstaat het om een “vakje zwart te maken” op de controlekaart van de werkloosheidsdienst. Concreet geldt dit voor de “aanwezigheid op een tentoonstelling, indien deze aanwezigheid vereist is op grond van een overeenkomst met een derde die uw creaties commercialiseert; aanwezigheid in lokalen die bestemd zijn voor verkoop indien u zelf instaat voor de verkoop; prestaties verricht tegen betaling van loon”. Maar zelfs een infosessie van het NICC verschafte geen opheldering over wat daar precies mee bedoeld wordt, en wat nu toegelaten wordt en wat niet. Dat maakt de combinatie tussen het werklozenstatuut en het ‘werken’ als kunstenaar niet langer houdbaar. Wauman wil zo snel mogelijk van deze situatie af. Hij ambieert een aanstelling aan een hogeschool (de enige optie omdat hij niet over het ‘aggregatie’-diploma beschikt om les te kunnen geven in het middelbaar onderwijs) en heeft daarvoor reeds gesolliciteerd. Een voltijdse betrekking hoeft niet: 30% tewerkstelling zou hem een dag per week aan de slag houden, 60% biedt als bijkomend voordeel dat hij zijn artistieke activiteiten kan organiseren onder het statuut van “zelfstandige in bijberoep”. De hoop op een aanstelling in het kunstonderwijs is groot, want dat zou hem toelaten “op een nuttige manier met het medium bezig te zijn zonder vast te lopen in commerciële opdrachten”. Dat hij kan bezig zijn met jonge mensen, vanuit zijn eigen visie, zou ook zijn eigen ontwikkeling stimuleren: “het is een manier om geld te verdienen en toch als kunstenaar te worden aanzien”. Toch overweegt hij nog een andere piste, namelijk die van professionele tentoonstellingsmedewerker in een galerie of museum. Door de betrokkenheid bij het hele proces, niet alleen de opbouw, zou hij de instituten, hun werking en hun ‘netwerk’ van binnenuit leren kennen.

Opdrachten: in het verleden deed Wauman heel wat commercieel werk in opdracht: foto’s van Mechelen voor een ‘trade’-folder; foto’s van Antwerpen in opdracht van Antwerpen Open en een opdracht van het Flanders Fashion Institute voor een documentaire over kleurvlakken in de stad, in het kader van LANDED/GELAND (en gepubliceerd in de catalogus). Daarnaast ook foto’s voor een seizoensbrochure van het hedendaags muziekgezelschap Champ d’action; foto’s voor een promotiebrochure van Pentax-camera’s; een boekje uitgegeven door het Flanders Fashion Institute met 32 foto’s van installaties in Antwerpse vitrines, door modeontwerpers gemaakt, en foto’s voor een catalogus van de modeafdeling van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (Antwerpen). Momenteel werkt hij voor de Vlaamse Opera – het contact kwam tot stand via Inge Henneman, medewerkster van het Antwerpse FotoMuseum, die gevraagd werd een ‘shortlist’ van jonge fotografen op te stellen. Wauman verzorgt de foto’s voor de seizoensbrochure en een reeks beelden voor de affiches van de komende operaproducties. Hij noemt dit een voorbeeld van een commerciële opdracht waarvoor men “zich niet moet verkopen tegen zichzelf in”. Met de Vlaamse Opera werd overeengekomen dat Wauman zich zal houden aan zijn cirkelmotief en dat zijn beelden “qua sfeer” moeten passen bij het thema van de opera. De eerste affiche (voor Ariane et Barbe-Bleue van Paul Dukas) is ondertussen klaar. Ze toont een jonge vrouw in tegenlicht en vanop de rug; ze bevindt zich in een tunnel en beroert de tunnelwand met haar hand. Voor de seizoensbrochure waren de richtlijnen van de opdrachtgever preciezer: men vroeg om in beide operagebouwen een reeks beelden te maken naar het voorbeeld van de digitaal gespiegelde ruimtes die Wauman al in het verleden had gemaakt. Het resultaat zijn gespiegelde, droomachtige ruimtes. Wauman ervaart deze opdracht alleen als een compromis in zoverre “de opdrachtgevers beelden uitkozen in functie van hun verhaal”, daar waar hijzelf “andere beelden sterker zou vinden”. Daar stond tegenover dat Wauman aangetrokken werd door het gegeven dat de beelden op straat te zien waren en niet in een galerie. Hij spreekt over een “samenwerking” en noemt die “verrijkend”; het was een gelegenheid om de “operawereld” beter te leren kennen – het instituut en de producties, het internationale netwerk, de vertakkingen naar andere culturele organisaties, en het prestige dat eromheen hangt. Het was “een andere kunstwereld”. Ook voor zijn artistieke werk was de balans positief. Na ettelijke commerciële opdrachten, was hij het maken van foto’s in het Antwerpse stilaan moe, maar de opdracht voor de Vlaamse Opera had een omgekeerd effect: het fotograferen in de directe omgeving bevalt hem weer beter. Hij overweegt ook om opnieuw geënsceneerde beelden te maken en daarvoor met anderen te gaan samenwerken. “Een opdracht kan je nieuwe impulsen geven, je weer zin doen krijgen in iets anders.”  Verkoop: tot nu toe sporadisch. Werken van Wauman in privécollecties: Siamese Twins en Reflection in de Collectie Océ-Van der Grinten, Venlo (Nederland); Duet (Space Center) en Agora I-VII in het VLD-Partijbureau, Brussel (via Johan Swinnen, voormalig directeur van het HISK); The Marriage en Mirror Island #02 in de Collectie Nationale Bank van België, Brussel.

Professionalisering: Wauman kwam voor het eerst terecht in een “tentoonstellingscircuit” toen hij aan het HISK zat. Volgens hem wordt een verblijf aan het HISK doorgaans toegewezen op basis van wat de kandidaten al lieten zien in tentoonstellingen, maar dat lag voor hem anders. Hij kwam in 2000 pas van de academie, en was enkel laureaat geweest van Het Gouden CJP (Cultureel Jongeren Paspoort) – een wedstrijd voor fotografen onder de 25 jaar. De stap was niet evident. “Aan het HISK kom je niet meer ‘studeren’, je bent al kunstenaar. In het begin had ik de indruk dat sommige gastdocenten per se wilden afbreken wat ik voordien gedaan had. Dat was verwarrend, maar misschien betekent het alleen dat ik te vroeg naar het HISK ben gegaan. Ik voelde mij in ieder geval sterker worden naarmate ik foert leerde zeggen en het aandurfde om op mijn eigen manier verder te gaan. Stilaan bouw je zelfvertrouwen op. Je leert ook om jezelf te verdedigen. In het tweede jaar begon dat vruchten af te werpen: ik begon de taal van mijn beelden te onderzoeken, ik vond daar een lijn in en ging op basis daarvan meer uitzuiveren en selecteren.” Er was weinig financiële of materiële steun voor het produceren of tentoonstellen van werken. De steun werd bovendien niet evenwichtig verdeeld en volgens onduidelijke criteria toegekend. Het HISK biedt in de eerste plaats een atelier aan, naast begeleiding door gastdocenten die gaan en komen. “Omdat de gastdocenten zelf kunstenaar, organisator of theoreticus waren, en omdat ieder van hen begon met een presentatie van zijn of haar eigen werk, leverde dat soms vergelijkingspunten op, zaken waaraan ik mezelf kon spiegelen. Dat was een steun, en het heeft mij aangespoord om me te concentreren op mijn eigen werk. De discussies en confrontaties kunnen je bijvoorbeeld doen inzien dat niet iedereen je werk moet of kán goedvinden.” Deze contacten zorgden, samen met het prestige van het instituut, voor belangstelling van buitenstaanders. Wauman werd uitgenodigd voor verschillende tentoonstellingen: Tracer, Provinciaal Archeologisch Museum Ename, Oudenaarde (curator Edith Doove); Contour, Mechels Audiovisueel Festival, Mechelen (curator Etienne Van den Bergh); Spread In Prato, Prato, Italië (curator Pier Luigi Tazzi);Happiness: A Survival Guide for Art and Life, Mori Art Museum, Tokio, Japan (curatoren David Elliott en Pier Luigi Tazzi). De internationale contacten van de instelling resulteerden ook in een verblijf van enkele weken als artist in residence in het Fine Arts Work Center, Provincetown (MA), Verenigde Staten (september 2002). “Voor mijn verblijf aan het HISK maakte ik alleen foto’s in mijn directe omgeving. Daarna wilde ik deelnemen aan groepstentoonstellingen in België. Mijn huidige prioriteit is een solotentoonstelling in een gepaste ruimte en omgeving. Maar dat is erg moeilijk zonder de steun van een galerie. Het gaat in ieder geval trager.”

Prospectie: Wauman brengt een groot deel van zijn werktijd door achter de computer, om een website op te bouwen. Hij wil een platform maken dat hij zelf doorlopend kan aanpassen en actualiseren. De site moet een soort “levensloop” in beeld brengen, met ruimte voor gerealiseerde commerciële opdrachten, naast tentoonstellingen en het ‘vrije’ werk. Het doel is vooral praktisch: mensen informeren die nu komen aankloppen voor documentatie of voor een dossier. Gaat het om een vorm van (zelf)promotie? “Eerder mezelf op de kaart zetten en bereikbaar worden. Het geeft mij ook een beetje controle over wat over mij verschijnt op het net.” De vorm wil hij vooral “heel overzichtelijk” houden. Waarschijnlijk zal hij samenwerken met een webdesigner, maar dat moet wel iemand zijn die zonder budget wil werken (die bijvoorbeeld wil werken in ruil voor een kunstwerk) en die bereid is van Waumans eigen vormgeving te vertrekken. De website dient niet om werken te verkopen. Wat houdt hem tegen? Dat je dan “op je eiland” blijft zitten en niet de vruchten plukt van het netwerk dat wordt aangeboden door een galerie. Het zou de eventuele samenwerking met een galerie ook in het gedrang kunnen brengen. Wauman is nog niet actief op zoek naar een galerie. Hij neemt eerder een verkennende, aftastende houding aan. Hij ziet een galerie als een steun om professioneel te kunen werken, en in dat verband denkt hij aan het netwerk van de galerie, de contacten met curatoren en verzamelaars, de promotionele functie en de praktische taken, zoals het bepalen van de prijs en het regelen van de verkoop, de opslag en het transport van kunstwerken. Toch prijst hij zichzelf gelukkig dat hij nog “onafhankelijk” kan werken, zonder een specifieke ruimte of context voor ogen. Aan de andere kant brengt dat een “afgeslotenheid” met zich mee; het is ook een nadeel om niet naar een specifieke ruimte toe te kunnen werken.

Werkregime: zo’n dertig uur per week. De laatste tijd bracht hij gemiddeld twee maanden per jaar door in het buitenland, om daar intensiever te fotograferen. Het verzamelde materiaal hield hem de rest van het jaar bezig: beelden selecteren, ontwikkelen, inscannen, combineren enzovoort. Los daarvan maakte hij weinig foto’s. ‘Bezig zijn’ met zijn werk houdt voor hem ook in: tentoonstellingen en bibliotheken bezoeken, lezen, brieven schrijven (naar de Vlaamse Gemeenschap) en praten met vrienden en collega’s over projecten. Feedback is belangrijk; soms verlopen er maanden zonder dat hij de kans krijgt met buitenstaanders te discussiëren. In hoeverre wil hij ‘op de hoogte’ blijven van de kunstactualiteit? Niet wekelijks. Manifestaties als de Biënnale van Venetië of de Nocturne van de Antwerpse galeries bezoekt hij wel, en hij gaat geregeld naar openingen van vrienden en bekenden.  Werkplaats: dat de woonplaats tegelijk werkplaats is, spaart de kosten van een atelier buitenshuis. Toch staat een verhuis op stapel, naar een (goedkopere) woonst mét atelier in het gunstiger gelegen Sint-Niklaas – Waumans vriendin doceert momenteel in Gent. “Het nadeel van een gezamenlijk atelier is dat ik mijn rommel niet altijd kan laten liggen. In het atelier van het HISK werkte ik met een aantal prikborden en een grote verzameling beelden, gevonden of uit kranten gescheurd. Een soort ‘de wereld van’. Voor de sfeer waarin ik werk, is het wel belangrijk dat ik even naar die beelden kan kijken en ze met mijn werk kan verbinden. In Netwerk Galerij in Aalst heb ik drie prikborden getoond waarop ik eigen foto’s met andere beelden in verband breng: een eigen beeld van een hond of een kat in een cirkel – uit de map Pieces of Paradise – hangt naast een reproductie van een kat in een cirkel van Roy Lichtenstein; een draak, die ik in Thailand fotografeerde, hangt naast een postkaart met een Japanse muurschildering van een draak. Ik laat mijn ‘inspiratiebronnen’ zien naast mijn ‘eigenlijke’ werk, ter verduidelijking, of om met de complexiteit ervan te kunnen omgaan. Er wordt een ‘tijdloos’ element aan toegevoegd, waardoor de indruk ontstaat van iets wat nooit af is, en waar je gedurende jaren aan kunt blijven doorwerken.” Deze verbanden zijn nooit definitief; in een volgende presentatie kunnen heel andere combinaties tot stand komen. Eens de beelden hun ‘habitat’ hebben verlaten, komen ze terecht in de espace photo waar Wauman zijn eigen, fluïde verbanden legt.

Huidig project: sinds 2002 brengt Wauman beelden samen onder de noemer Pieces of Paradise. Centraal staat de fotografische conventie van ‘het exotische’ of ‘het romantische’. Tegelijk capteert hij onooglijke, bizarre details, grappige of ongerijmde “fragmenten” die de beelden lostrekken uit de stereotypie. Wat een idyllisch tafereeltje lijkt, met koeien in een Alpenweide, blijkt een stuk platvloerser: de beesten hangen met touw en neusring vast aan de boom centraal in het beeld. Twee leeuwen, sculpturen in een Balinese tempel, zijn vastgesjord aan een paal op een bouwwerf. De beelden hebben het karakter van een onverwachte ‘vondst’, en daardoor komen ze los uit de conventie van het beeld. Ze worden terug herkenbaar, ze komen weer ‘dichtbij’. Om beelden van dat nabij-verre, dat alledaags-exotische te vinden, trok Wauman op reis door vreemde werelddelen. Opnieuw schoot de Vlaamse Gemeenschap te hulp: in 2004 kon Wauman weliswaar geen werkbeurs meer aanvragen, maar hij wist wel een “Vergoeding Punctuele Tussenkomst Buitenlandse Zending” te bekomen, om naar Tokio te reizen. Hij motiveerde zijn aanvraag door te verwijzen naar zijn deelname aanHappiness, de openingstentoonstelling van het Mori Art Museum (Tokio) in 2004. Kunstenaars die gebruik wilden maken van deze subsidie, moesten minstens één keer een Werkbeurs van de Vlaamse Gemeenschap hebben ontvangen. Daarnaast werd om een motiverende brief verzocht, en moest je bewijsstukken van de gemaakte onkosten indienen. De uitbetaling gebeurt na een schriftelijk verslag waaruit het nut van de “Tussenkomst” blijkt. Wauman deed daarvoor al driemaal een beroep op deze financieringsbron – het bracht hem naar Thailand en Japan, en dit jaar nog naar Australië. “Mijn vliegtuigticket is ermee betaald, niet het verblijf of de huur van de camper. Alleen de bestemming kies ik vooraf. Eens ik daar ben, ga ik zo receptief mogelijk te werk. Fotografen zeggen wel eens dat de kunst ‘op straat ligt’. Dat is misschien wel zo, maar voor mij houdt het daar niet op. Ik wil ook het ‘kader’ bij mijn werk betrekken, datgene wat op die plek gebeurt, de wereld rond of achter de foto.”  Investeren: “Naar Australië gaan om werk te maken, is een investering. En een grote foto realiseren kan tot 500 euro kosten. Dit jaar heb ik het eerste verkozen boven het laatste, maar op een ander moment valt dat misschien anders uit.” De tentoonstellingen die hij momenteel “ontwerpt”, zijn ook niet bepaald goedkoop: ze vragen om een groot aantal afdrukken van verschillende formaten, gelijmd tussen plexi. Wauman overweegt wel om deze techniek overboord te gooien, omdat hij twijfels heeft over de invloed van de lijm op de houdbaarheid van de foto, en omwille van de grotere kans op beschadiging. Het blijft alsnog zoeken naar een gulden middenweg tussen zichtbaarheid als kunstenaar (overleven op de kunstmarkt) en wat het werk ‘in se’ vereist. Toch geeft Wauman richting aan deze zoektocht: “Foto’s hoeven niet altijd groot te worden afgedrukt. Het formaat van het beeld hangt voor mij af van de rol die het speelt in de hele presentatie. Ik wil hetzelfde beeld ook op verschillende formaten afdrukken of in verschillende oplagen uitbrengen. Voor een solotentoonstelling wil ik de keuze van de formaten volledig zelf bepalen, ik wil dat niet overlaten aan een curator.”  Presenteren: met een curator “samenwerken” blijft voorlopig een heikel punt. “Misschien moet ik daar wat harder in leren zijn. Je eigen wil doordrukken wordt natuurlijk makkelijker naarmate je bekender wordt. Je krijgt meer gedaan. Mijn werk wordt soms anders gelezen dan ik zou willen, omdat het hele verhaal er niet uitkomt in de presentatie. Misschien ben ik nu ook meer bezig met verzamelen dan met presenteren. Eerst moet ik mijn eigen verzameling onderzoeken, er inzicht in krijgen en er structuur in aanbrengen. Maar ik onderzoek niet zomaar, ik wil ook iets laten zien. Eenmaal per jaar een tentoonstelling maken lijkt mij niet te veel. Ook niet te weinig, want het werk komt momenteel op de eerste plaats. Anderzijds, als een directeur van een belangrijke biënnale mij morgen uitnodigt, dan doe ik mee.”

Toekomstperspectief: de samenwerking met galeries – bij voorkeur met meerdere galeries in verschillende landen – biedt in zijn ogen perspectieven “op voorwaarde dat de betrokkenen zich in mijn wereld kunnen inleven en niet alleen oog hebben voor het commerciële aspect”. Meespelen in de kunstwereld werkt hoe dan ook bevestigend. Het zou allemaal wat sneller mogen gaan, maar echt haastig is hij niet. “Ik ben 27 jaar. Ik doe het niet slecht. Soms zit ik te veel binnen.” Leven van zijn werk is een streefdoel. Is dat haalbaar? “Misschien is mijn werk tot nu toe niet herkenbaar genoeg. Ik heb foto’s gemaakt van dieren, foto’s in cirkels, gespiegelde beelden en prikborden. De combinatie van die verschillende dingen maakt het voor mij interessant, en blijkbaar zijn er toch altijd mensen die geboeid worden door wat ik doe. Al is mijn werk op dit moment niet alomtegenwoordig, het kan dat misschien nog worden.”