Zoeken naar de mooiste boeken. Gesprek met Julie Peeters
Christophe Van Gerrewey: De wedstrijd voor The Most Beautiful Swiss Books bestaat sinds 1944. Het idee voor zo’n prijs werd een jaar eerder door Jan Tschichold gelanceerd, een Duitse grafisch ontwerper die in 1933 naar Zwitserland vluchtte. ‘Een dergelijk initiatief is niet alleen als wedstrijd waardevol,’ zo schreef hij in 1943 in het tijdschrift Der Schweizer Buchhandel. ‘Het is ook een manier om de smaak van het publiek te beïnvloeden, om het te interesseren voor mooiere typografie, voor illustraties en dergelijke meer, en ongetwijfeld stijgt ook de verkoop van de prijswinnende boeken, wat dan weer uitgevers en drukkers stimuleert om hun boeken met liefde vorm te geven.’ Dit jaar zat jij in de jury en mocht je de achttien mooiste Zwitserse boeken van 2023 selecteren.
Julie Peeters: Ik volg die prijs al lang. Ieder jaar verschijnt er een catalogus over de winnaars en dat is een boek waar ik altijd naar uitkijk. Het is boeiend om te zien wat er in Zwitserland gebeurt op het vlak van grafisch ontwerp. Dit jaar bestaat de prijs tachtig jaar en verschenen er twee publicaties, ontworpen door Julia Born.
C.V.G.: Born was ook de vormgever van het vorige jubileumboek uit 2004, Beauty and the Book, uitgegeven toen de prijs zestig jaar bestond.
J.P.: Ik studeerde nog aan Sint-Lucas Gent toen dat boek verscheen. Ik herinner me dat veel studenten er gebruik van maakten, maar ik heb het toen niet gekocht, en nu is het zeldzaam geworden.
Jozefien Van Beek: De nieuwe boeken zijn heel anders dan het meer klassieke of traditionele overzichtswerk uit 2004, ook wat vormgeving betreft.
J.P.: Dat is wel passend, vind ik. Het ene boek, waarin wordt teruggeblikt op de geschiedenis van de prijs, is vormgegeven als een cahier op A4-formaat. In de andere publicatie, met dezelfde afmetingen, worden de genomineerde boeken verzameld: het is een stapeltje papiervellen dat in de linkerbovenhoek aan elkaar is geniet, en dan is dubbel geplooid. Het voorste vel papier is iets dikker en functioneert als cover. Het is eenvoudig en toch radicaal, en tegelijkertijd spreekt er respect uit voor materialen, en oog voor detail. Ik heb zes jaar in Nederland gewoond en gewerkt, waar ook een sterke ontwerpcultuur bestaat, maar daar draait het boekontwerp vaker om één idee, om een oneliner die de nadruk legt op het ontwerpconcept en minder op de inhoud.
C.V.G.: Tschichold vermeldde in 1943 dat een prijs voor de mooiste boeken al langer in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten bestond, maar in Zwitserland nog niet. De oudste prijs in Europa is die van Nederland, de prijs voor de Best Verzorgde Boeken, die sinds 1925 bestaat en volgend jaar ook een jubileum viert.
J.P.: In België hebben we die traditie helaas niet. Tussen 2008 en 2014 was er wel de Prix Fernand Baudin, voor de mooiste boeken in Brussel en Wallonië.
C.V.G.: Fernand Baudin was in zekere zin de Belgische Tschichold, en hij heeft ook handboeken over typografie gepubliceerd.
J.V.B.: Welke boeken komen in aanmerking voor The Most Beautiful Swiss Books?
J.P.: De grafisch ontwerper moet de Zwitserse nationaliteit hebben of minstens vijf jaar in Zwitserland werken. Boeken die worden uitgegeven of gedrukt in Zwitserland kunnen ook bekroond worden.
C.V.G.: Dit jaar was er een longlist van 412 ingezonden boeken, gepubliceerd in 2023.
J.P.: De verzameling is heel divers. Het gaat om boeken over architectuur, fotografie, kunst, illustratie, design of grafiek, of het zijn tekstboeken, kinderboeken, kookboeken of thematische boeken. Ook die selectie is dus zeer ruim, maar de nadruk ligt toch vooral op architectuur, fotografie, beeldende kunst en ontwerp.
J.V.B.: Hoe gingen jullie te werk om een selectie te maken?
J.P.: In de nationale bibliotheek in Bern lagen alle boeken op tafels. De eerste dag namen de juryleden de boeken individueel door, om een snelle, intuïtieve selectie te maken. Elk jurylid kleefde op de boeken die interessant of boeiend leken een post-it. Aan het einde van de dag werden alle boeken met post-its verzameld. Toen vielen al ongeveer driehonderd boeken af. Op dag twee keken we hoeveel post-its ieder boek had gekregen, waardoor de voorkeuren zichtbaar werden. Daarna voerden we lange gesprekken. De eerste grote selectie was het makkelijkst, daarna werd het moeilijker.
J.V.B.: Welke criteria hanteerden jullie? Heeft de organisatie van de prijs, het Bundesamt für Kultur, van tevoren aangegeven waarop jullie moesten letten?
J.P.: Ja, maar die criteria waren niet zo uitzonderlijk. Ten eerste moesten we uiteraard letten op de fysieke aspecten van een boek, op het object zelf. Ten tweede is er de typografie, de lay-out, het design, de vormgeving. En tot slot is er de inhoud. Die drie kan je niet los van elkaar bespreken. Hoe wordt de inhoud vertaald in het ontwerp, dat is de vraag. We zochten dus naar boeken waarbij die drie elementen zodanig samengaan dat er iets unieks ontstaat.
C.V.G.: Wie zat er in de jury?
J.P.: Een van mijn medejuryleden was John Morgan, een Britse ontwerper die typografisch sterk is en ook lesgeeft in Düsseldorf. Hij is onder meer bekend van het boek Usylessly, dat Moritz Küng een paar nummers terug in De Witte Raaf heeft besproken. Gregor Huber is ook grafisch ontwerper, hij heeft een studio in Zwitserland samen met Ivan Sterzinger. Zij hebben bijvoorbeeld de monografie over het werk van Philippe Vandenberg uit 2017 vormgegeven. Gina Bucher is auteur en redacteur, onder meer van het boek Female Chic over het Zwitserse modelabel Thema Selection, dat enkele jaren geleden geselecteerd werd voor de prijs. Zij was als enige jurylid geen grafisch vormgever, en ze had duidelijk een andere blik. En Sereina Rothenberger, die een ontwerpbureau in Zürich leidt samen met David Schatz, was juryvoorzitter.
J.V.B.: Kan je een paar boeken noemen die jullie geselecteerd hebben?
J.P.: Er zit bijvoorbeeld een bijzonder architectuurboek in onze selectie, een monografie over het werk van de Zwitserse architect Thomas K. Keller, vormgegeven door Samuel Bänziger en Michel Egger. Veel architectuurboeken zien er hetzelfde uit, maar voor dit boek is er gewerkt met één fotograaf, Sebastian Stadler, die alle gebouwen heeft gefotografeerd. De beelden zijn zo geplaatst, in reeksen of repetitief, dat het resultaat aanvoelt als een filmische reis door de gebouwen van de architect. Ook Journaux de guerre, 1939-1944 sprong eruit, een verzameling oorlogsdagboeken van een kapitein in het Zwitserse leger. Het is een dik boek, gedrukt op bijbelpapier. De eigenlijke notities zijn op grijs papier gedrukt, de introductie en het commentaar op wit papier. Het is heel bureaucratisch materiaal, met paginalange lijsten van plaatsen waar soldaten overleden zijn, maar de tekst is toch op een heel poëtische manier gezet. We waren gecharmeerd om te zien hoe een onderwerp dat toch vrij zwaar is, vertaald werd naar een heel mooie en zachte typografie, met een passende papierkeuze.
C.V.G.: Vaak gaat het om boeken die zijn vormgegeven door ervaren bureaus. Je hoort weleens de kritiek dat er ontwerpers zijn die ieder jaar de selectie halen van The Most Beautiful Swiss Books.
J.P.: Dat speelde bij ons geen rol: er is geen rekening gehouden met vorige edities. We hebben ook een afstudeerproject geselecteerd, Walking as Research Practice, dat is vormgegeven door Jana Sofie Liebe uit Zürich, die studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Dat boekje is heel eenvoudig gebonden, zodat je het in alle richtingen open kunt plooien. Het papier heeft rafelige randen, en enkel de rechterkant is bedrukt, waardoor je het in één hand kan vasthouden terwijl je in de stad rondloopt. Alle door ons geselecteerde boeken werden ook ingezonden voor de wedstrijd Schönste Bücher aus alles Welt, die al sinds 1963 in Leipzig wordt georganiseerd. Walking as Research Practice won daar de Gouden Letter, wat bijzonder is voor zo’n spartaans boek. Het gaat lang niet altijd om prestigieuze coffee table books. Alles is dus mogelijk.
C.V.G.: Walking as Research Practice verscheen in een zeer beperkte oplage.
J.P.: De makers van het boek, studenten, hadden weinig geld, dus het is op 150 exemplaren gedrukt. Er is onlangs een nieuwe druk verschenen bij Roma Publications.
C.V.G.: De jury van The Most Beautiful Swiss Books moet ook telkens iemand aanduiden voor de Jan Tschichold Prijs, die niet wordt uitgereikt voor één boek, maar voor een carrière.
J.P.: Die prijs ging dit jaar naar het collectief Jungle Books, dat zowel boeken uitgeeft als vormgeeft, en dat bestaat uit Samuel Bänziger, Rosario Florio, Olivier Hug en Larissa Kasper. Er werd ook een publicatie van hen geselecteerd voor The Most Beautiful Swiss Books: Obstacles for Cows, een boek op groot formaat, over het werk van videokunstenaar Rhona Mühlebach, waarin kleine losse vellen zijn ingevoegd.
C.V.G.: In dit geval is het eerder een aanmoedigingsprijs, want het collectief is nog jong. Het eerste boek dat ze maakten dateert uit 2020.
J.P.: Meestal krijgen ontwerpers de Jan Tschichold Prijs ergens in het midden van hun carrière, wanneer ze al veel bewezen hebben. Daar hebben we lang over gediscussieerd. We vonden het interessant dat het collectief Jungle Books zelf boeken publiceert en kunstenaars een platform geeft. Ze zijn een community aan het creëren. Bovendien zijn ze gevestigd in Sankt Gallen, en niet in Zürich of Bazel, waar het grootste deel van de ingezonden boeken vandaan komen. Sankt Gallen is veel kleiner. We hadden het gevoel dat zo’n prijs voor hen echt een verschil kan maken. Wat ons wel opviel: er zijn bijna geen vrouwen die de Jan Tschichold Prijs hebben gekregen. Daar hebben we zeker op gelet: een vrouw maakt deel uit van het winnende collectief.
J.V.B.: Speelde dat bij de selectie voor The Most Beautiful Swiss Books ook een rol?
J.P.: Dat was geen doorslaggevend criterium, al hebben we het wel een beetje in de gaten gehouden. Er is zeker iets aan het verschuiven in het grafisch ontwerp. Ik geef al jaren les en de laatste tijd zijn mijn studenten bijna uitsluitend vrouwen, maar in Zwitserland blijft die wereld overwegend mannelijk, vooral wat het ontwerp van lettertypes betreft.
C.V.G.: ÉCAL (L’École cantonale d’art de Lausanne) is waarschijnlijk de bekendste school voor grafisch ontwerp in Zwitserland. Maar toch, zoals je zei, komen de meeste boeken uit Bazel en Zürich.
J.P.: Dat is waar de studenten belanden nadat ze afgestudeerd zijn. Waarschijnlijk heeft het met cultuur en traditie te maken: Lausanne is kleiner en Franser.
C.V.G.: The Most Beautiful Swiss Books worden elk jaar getoond in een reizende tentoonstelling.
J.P.: Dat is al zo van bij het begin – het heeft te maken met dat informerende en pedagogische aspect waar Tschichold naar verwees.
J.V.B.: Reizen de boeken ook naar België?
J.P.: Ik hoop de tentoonstelling van deze editie naar het KASK in Gent te halen, waar ik lesgeef. De Kunstenbibliotheek op de Campus Bijloke is daar een geschikte locatie voor. Makkelijk is dat niet. Vorig jaar werden er dozen met geselecteerde boeken geconfisqueerd door de douane, waarna ze verloren zijn gegaan.
C.V.G.: Heb je het gevoel dat de distributie van boeken de laatste jaren moeilijker is geworden? Toen ik afgelopen zomer een boek maakte met MIT Press, moest ik zelfs op mijn auteursexemplaren invoerrechten betalen, en ze werden twee weken ergens geblokkeerd in een depot.
J.P.: Door de Brexit is alles natuurlijk veel erger geworden, maar ik vrees dat ook België op dat vlak geen modelland is. Ik heb een paar jaar terug bijvoorbeeld een editie gemaakt bij Lineto in Zürich, de lettergieterij van Cornel Windlin. Ik had vrienden uitgenodigd om mij een woord te bezorgen, en al die woorden hebben we gedrukt met de originele blokletters waar een nieuw lettertype van Lineto op gebaseerd was. De edities werden vanuit Zwitserland verstuurd. Ik was op dat moment in New York, waar de zending na vier dagen al arriveerde, terwijl de enveloppen voor België vast kwamen te zitten bij de douane. Ik heb bijna zes weken lang moeten mailen en bellen, terwijl het artistieke project op de enveloppes zelf stond uitgelegd. Het was duidelijk dat het geen commercieel product was, maar in België wisten ze niet wat ze ermee aan moesten. Het Belgische postsysteem is een ramp. Uiteindelijk heeft iedere bestemmeling twintig euro douanekosten moeten betalen, terwijl het om een cadeau ging.
C.V.G.: De stipte postbedeling is iets typisch Zwitsers, maar in een van de teksten in het jubileumboek van The Most Beautiful Swiss Books wordt ook de vraag gesteld naar Zwitsers design. Je sprak al over durf en aandacht voor details. In Zwitserland lijkt alles bewuster ontworpen te zijn, zoals treintickets of de bewegwijzering in stations. Er zijn niet veel landen waarnaar een lettertype is genoemd – Helvetica Neue werd in 1957 ontworpen en is een soort nationale standaard geworden.
J.V.B.: Het heeft voor ons iets avant-gardistisch, terwijl het ginds mainstream is.
C.V.G.: Ja, en net daarom zijn er veel Zwitserse ontwerpers die niets met Helvetica te maken willen hebben.
J.P.: Dat klopt. Iets gelijkaardigs geldt voor het grid, het raster. In 1980 verscheen het boek Grid Systems van Josef Müller-Brockmann, dat heel invloedrijk is geweest in Zwitserland. Volgens zijn systeem start een pagina in een boek met een grid waaraan al de rest ondergeschikt is. Voor de lezer is zo’n raster onzichtbaar zodra de tekst op de pagina staat, maar de ontwerper gebruikt het wel bij alle ontwerpkeuzes. Ook al zie je het niet meer, je vóélt het voortdurend.
C.V.G.: Kan je een boek ontwerpen zonder grid?
J.P.: Zelf vind ik die boeken het boeiendst waarin je moeilijk kan zien wat het grid precies was. En die zal je in Zwitserland niet zo snel aantreffen. Dus op dat vlak is het grid hardnekkiger gebleken dan Helvetica. Ik zou niet zeggen dat ik volledig zonder grid kan werken, maar ik negeer het soms wel. Ik maak pagina’s graag intuïtiever op. Ik maak een grid, maar als ik voel dat tekst of beeld beter werken wanneer ik het grid loslaat, dan doe ik dat. Misschien bestaat het grid om je ertegen af te zetten.
C.V.G.: Karel Martens, die in 1998 de Werkplaats Typografie oprichtte in Arnhem, waar jij ook gestudeerd hebt, zou je een ‘gridman’ kunnen noemen. Dat blijkt zeker uit de nummers van het architectuurtijdschrift OASE die hij vormgeeft.
J.P.: Absoluut. Karel heeft een aantal dogma’s. Zo begint hij nooit lager dan vijf millimeter onder de bovenrand van een pagina. Hij houdt niet van verspilde witruimte. Voor veel drukkers is dat een probleem. Een andere regel: de binding moet volledig openvallen. En het papier dat hij gebruikt is nooit gestreken, altijd ongestreken. Ik heb dit jaar een boek gemaakt, samen met Scott Ponik, voor het Canadian Centre for Architecture in Montréal: The Lives of Documents. Photography as Project. Toen ik bij Karel op bezoek was, gaf ik hem een exemplaar. Nadien mailde hij me: hij vond het prachtig, maar ik had één hoofdzonde begaan: de binding.
J.V.B.: De rug was gelijmd?
J.P.: Ja, maar omdat het zo’n groot formaat had, viel het naar mijn mening ver genoeg open. Boeken met open bindingen vallen soms té ver open. Voor Museum M heb ik in 2020 een boek gemaakt over Thomas Demand, dat met koudlijm werd gebonden. Voor de eerste honderd exemplaren gebruikten we gewone lijm omdat ze voor de opening klaar moesten zijn. Eerlijk? Ik vind die gewone lijm beter. Een boek dat gebonden is met koudlijm – flexibele lijm is dat – valt extreem hard open. Het boek van Demand is zo dik dat het bijna uit zijn binding leek te barsten. Zoiets zou Karel fantastisch vinden.
J.V.B.: Heb jij zelf dogma’s?
J.P.: Ik werk al bijna acht jaar met dezelfde drukker, Benedict Press. Ik heb twee jaar in München gewoond toen ik de vormgeving verzorgde voor Kunstverein München. Toen heb ik die drukker leren kennen in Münsterschwarzach. Meteen vond ik de drukkwaliteit super. Ze zijn gelinkt aan een abdij, dus ze drukken voornamelijk bijbels en religieuze kalenders – ze kunnen drukken op heel dun papier. Af en toe maken ze kunstboeken. Als ik aan een opdracht begin, zeg ik meteen dat ik met mijn vaste drukker wil werken. Dat is een breekpunt. Als een opdrachtgever dat niet ziet zitten, gaat de opdracht niet door.
C.V.G.: Een ander basisconcept in je werk is een scheiding tussen beeld en tekst. Op een pagina staat ofwel beeld ofwel tekst.
J.P.: Ik ben geobsedeerd door het gedrukte beeld. Aan het KASK is het iets waar ik me samen met mijn studenten op concentreer. Typografie komt in de opleiding grafisch ontwerp altijd uitgebreid aan bod, maar beeld is even belangrijk. Het is belangrijk dat studenten daar een visie over ontwikkelen, zeker omdat ze door digitale beelden omringd zijn.
C.V.G.: Dit jaar maakte je een catalogus voor Isa Genzken. Ook in dat boek zijn tekst en beeld gescheiden.
J.P.: Dat boek hoorde bij de tentoonstelling Isa Genzken 75/75 in de Neue Nationalgalerie in Berlijn, ter ere van haar 75ste verjaardag. De curatoren hebben ervoor gekozen om voornamelijk bestaande teksten te herpubliceren – er is slechts één nieuwe tekst, van Diedrich Diederichsen. Het voelde natuurlijker aan om tekst en beeld afzonderlijk te behandelen. Maar de fotografie zelf, die was voor mij nog belangrijker. Buchholz, de galerie van Genzken, had hun fotograaf, Jens Ziehe, gevraagd om de expo vast te leggen. Hij werkt heel technisch, met drie paraplu’s, twee statieven en artificiële belichting. Terwijl het mooie aan die tentoonstelling net was dat er zonlicht binnenviel. De Neue Nationalgalerie van Mies van der Rohe heeft geen muren, en het oeuvre van Isa gaat over binnen versus buiten. Het was de gedroomde plek voor haar werk, dus ik heb ervoor gevochten om een tweede fotograaf aan te stellen die net dat kon vastleggen. Adrianna Glaviano kwam erbij. Zij maakte analoge beelden waarin schaduw zit. De combinatie werkt heel goed.
C.V.G.: Jouw werkwijze klinkt erg intensief.
J.P.: Voor mij is het de enige manier van werken. Als ik voel dat zoiets niet mogelijk is, begin ik er niet aan. Daardoor moet ik regelmatig opdrachten afslaan. Het geeft me de zekerheid dat ik de kwaliteit kan bieden die ik wil.
J.V.B.: Je maakt sinds 2017 ook een jaarlijks tijdschrift, BILL, ‘a magazine without words and publisher of slow visual reading’.
J.P.: Ook voor BILL werk ik enkel samen met Benedict Press. Elk nummer telt telkens dertien verschillende papiersoorten. Elke bijdrage, en dus elke fotograaf, krijgt een eigen papier. Dat was van in het begin het concept. In het nieuwste nummer werk ik met een combinatie van gewone binding en Japanse binding. Er zit ook bijbelpapier in. Zulke technische aspecten zien sommige drukkers niet zitten. BILL vergt veel dialoog en arbeid.
J.V.B.: Hoe functioneert BILL financieel? Kom je uit de kosten?
J.P.: Een exemplaar van BILL kost veertig euro. Ik financier alles zelf. De oplage schommelt tussen 1000 en 1500 en ik verkoop uiteindelijk alle nummers. Het is een traag tijdschrift: ik publiceer één keer per jaar. Maar het is niet tijdsgebonden, dus je kan het een jaar na verschijnen nog steeds kopen. Winstgevend is het niet. In 2019 heb ik van de Vlaamse Gemeenschap eenmalig projectsubsidies gekregen. Soms vraag ik een beurs aan, maar ik krijg zelden positief antwoord. In Zwitserland bestaan er meer subsidies voor het maken van boeken en tijdschriften. Dat bleek ook bij The Most Beautiful Swiss Books: je voelt dat er geld in die boeken zit.
C.V.G.: Er zijn niet veel tijdschriften waar geen tekst in staat – toch niet zo radicaal als bij BILL.
J.P.: En toch zijn er inspiratiebronnen, zoals bijvoorbeeld het Zwitserse tijdschrift Parkett. Het is dan niet alleen de vormgeving die me zo aanspreekt. Wat ik er mooi aan vind, ook bij een tijdschrift als Camera Austria, is het idee van de doorgedreven kunstenaarsbijdrage. Bij Parkett konden kunstenaars vrij beslissen om een volledig katern te vullen, een leporello te bedenken of een speciale pantonekleur te gebruiken. Hun kunstenaarsbijdrages zijn een werk op zich. Dat streef ik met BILL ook na.
C.V.G.: Voor Parkett was het belangrijk om kunstenaars te lanceren. Is dat met BILL ook een doel?
J.P.: Nee. Het is eerder een doel om werk te tonen zoals het nog nooit getoond werd. Ik wil dat BILL een nieuwe visuele expressie is van iemands praktijk. Ook belangrijk is de herpublicatie van bestaande bronnen. Ik neem de beelden niet letterlijk over, ik herfotografeer ze, zodat er een nieuwe laag ontstaat. In het recentste nummer toon ik bijvoorbeeld foto’s uit de jaren zeventig. Ik zag ze in een boek dat ik toevallig in een tweedehandswinkel vond. De kunstenaar, Mark Boyle, is overleden, maar zijn zoon gaf me toestemming om het werk opnieuw te publiceren. En door het te herfotograferen wordt het weer nieuw, want je ziet dat het foto’s zijn uit een boek. Boyle maakte samen met zijn kinderen een houten frame, een meter bij een meter groot, en legde het op het strand. Iedere week maakten ze van bovenaf een foto, zodat je kan zien wat de zee doet met het strand. Het beeld is gemaakt door het water.
J.V.B.: Jij geeft les, net als veel grafisch vormgevers. Is dat een financiële noodzaak?
J.P.: Ik geef maar één dag in de week les, dus het is niet mijn hoofdinkomen. Maar het zorgt voor een stabiele basis. Intussen geef ik veertien jaar les, sinds mijn 27ste, en het is erg belangrijk geworden. Het contact met studenten apprecieer ik enorm. Ik leer er zelf veel uit. En toch vind ik het ook nog altijd angstaanjagend om les te geven. Het houdt me scherp.
J.V.B.: Wat heb je zoal geleerd?
J.P.: Het boeit me om te zien hoe de huidige generatie omgaat met verschillende thema’s, zowel inhoudelijk als vormelijk. Meer dan ooit zijn studenten bezig met papier en print in plaats van met schermen en digitale beelden – terwijl je het omgekeerde zou verwachten. Deze generatie keert terug naar handmatig werken. Ik ga vaak met mijn studenten naar de Kunstenbibliotheek van het KASK, een plek waar dingen spontaan kunnen gebeuren. Ik laat hen boeken zoeken, zodat ze ontdekkingen doen. Vaak gaat het niet eens om boeken over grafisch ontwerp. Ze leggen publicaties op tafel die we bespreken. Ook daar leer ik veel uit. Jonge mensen zien iets voor het eerst, benaderen het anders. Hun reflectie is puur.
C.V.G.: Heb je ervaring met Zwitserse boekencollecties?
J.P.: Een uitzonderlijke plek is de kunstbibliotheek van de Stiftung Sitterwerk in Sankt Gallen. Zij hebben een collectie met 30.000 boeken en vooral het classificatiesysteem is fantastisch. Alle boeken hebben een chip. Je mag de boeken terugzetten op een willekeurige plaats, waardoor de bibliotheek steeds organisch transformeert. Dankzij de chip kan je doelgericht zoeken, maar je kan ook het toeval zijn werk laten doen. Serendipiteit wordt mogelijk, net omdat er zo veel boeken op een heel geconcentreerde manier zijn samengebracht – extreem systematisch en wanordelijk tegelijkertijd.
• Jenny Keller (red.), The Most Beautiful Swiss Books 2023 Awarded in 2024; Julia Born, Sereina Rothenberger, Tan Wälchli (red.), An Autopsy of Tastes and Values. 80 Years of The Most Beautiful Swiss Books Competition, Bern, Federal Office of Culture, 2024, ISBN 978390992892. Daniel Buchholz, Christopher Müller (red.), Isa Genzken 75/75, Keulen, Verlag Walther König, 2024, ISBN 9783753305394.