width and height should be displayed here dynamically

Essays

129

september-oktober 2007

De formattering van het museum (slot)

Altijd is er weer iets nieuws te beleven in de musea voor moderne en actuele kunst, maar zelden heeft dat met intellectuele beweeglijkheid of artistieke nieuwsgierigheid te maken, en des te vaker met imagopolitiek en klantenbinding, met de economisering van de artistieke sfeer en met de promotie van een consumentistische houding ten aanzien van kunst. Ziedaar een iets te botte samenvatting van enkele observaties uit het vorige nummer. Hoe gaan kunstenaars hiermee om? Die vraag leggen we graag voor aan Joëlle Tuerlinckx, want is haar oeuvre niet het resultaat van de permanente fascinatie voor het systeem van de kunst? Tuerlinckx ‘monstert’ ook gretig de nieuwe formats en fenomenen die door dat systeem worden voortgebracht, om ze in haar tentoonstellingen dubbel te plooien. Een paar jaar geleden keek ze verwonderd toe hoe een nieuw format in de musea opdook, waarbij museumzalen in een oogwenk gevuld werden met één video of één film per zaal. Ze verdubbelde dat ‘fenomeen van uitvergroting’ (zie het gesprek in De Witte Raaf nr. 122) in haar tentoonstelling A Stretch Museum Scale 1:1 in het Bonnefantenmuseum te Maastricht (2001). Ook het formatterende effect van het museale parcours werd in het Bonnefanten gethematiseerd. Dát onderwerp heeft ze opnieuw opgepakt in de recente tentoonstelling 64-expositions-minute. Sur mesure, échelle variable (Mamco, Genève, 2007), waarin ze ook de helse productiesnelheid van de museum- en kunstwereld aan de orde stelt. Het gesprek in dit nummer is niet enkel een vervolg op een vorig gesprek over kunst en onderzoek, maar vormt ook een tweeluik met het interview met Mamco-directeur Christian Bernard dat we in het vorige nummer publiceerden.

Naast het interview met Tuerlinckx plaatsen we een panelgesprek waarin Pedro Costa en Catherine David, gemodereerd door Chris Dercon, discussiëren over één specifiek fenomeen in de recente ontwikkeling van de formattering van het museum én van de filmwereld: de opkomst van filminstallaties en de presentatie van film in een museale context.

Geert Bekaert bezocht een tentoonstelling in het Roger Raveelmuseum (Machelen-aan-de-Leie) die net als Tuerlinckx’ Mamcotentoonstelling uit zeven zalen en een proloog bestaat – ze heet ook kortweg 7. – maar die werk van zeven kunstenaars samenbrengt. In feite gaat het om promotie voor een reeks van evenveel boeken die aan de betreffende kunstenaars werden gewijd, maar verrassend is dat die banale aanleiding bij het betreden van de zalen meteen naar de achtergrond verdwijnt. De manier waarop kunst en architectuur elkaar in Machelen weten op te tillen, contrasteert overigens schril met wat er in Kassel gebeurt. Het Aue-Pavillon, een tijdelijk gebouw, ontworpen door Anne Lacaton & Jean-Philippe Vassal, is niet alleen oerlelijk, het vormt het slechts denkbare kader voor een Documenta die zogenaamd in het teken staat van het primaat van de kunst. Over de Documenta van Roger M. Buergel en Ruth Noack schreven Koen Brams en Dirk Pültau een bijdrage.

Tot slot in dit nummer: een tekst over Louise Brooks (Dirk Lauwaert) en bedenkingen bij de Max Beckmanntentoonstelling in het Van Gogh Museum te Amsterdam (Gregor Langfeld).