width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

117

september-oktober 2005

Jef Cornelis

Dit nummer werd gerealiseerd in samenwerking met Koen Brams.

Wanneer Lucio Fontana en de overige spatialisten op 17 mei 1952 in Milaan hun manifest ‘via’ maar ook ‘over’ televisie publiceren, bestaat de Belgische televisie nog niet. De eerste zenddag van de Vlaamse televisie komt pas een jaar later, op 31 oktober 1953, met de historische verspreking van omroepster Irène Beval: “Goedenavond, dames en heren, hier de proefuitzendingen van de Belgische televisie. We beginnen ons Panorama met programma, de week in beeld” – het mooiste bewijs dat televisie in die dagen 100% live was.

Televisie was live en opwindend – vandaar ook de naïeve euforie van de spatialisten. Hier te lande werd die euforie echter niet door iedereen gedeeld. De “intellectuelen” hielden zich blijkbaar afzijdig, en Bert Leysen, de eerste directeur van de Vlaamse uitzendingen van de Belgische televisie, kwam woorden tekort om hen het nieuwe medium aan te praten: “Men heeft de t.v. een ‘nieuwe gruwel’ en een ‘middel tot vervlakking’ genoemd. […] Het wantrouwen tegenover de t.v. is bij de intellectuelen vrij algemeen.” Maar Leysen denkt ook positief en wil de intellectuelen voor de televisie winnen. Televisie brengt in die jaren veel informatie en ontspanning, maar ook hoogculturele programma’s. Ontroerend is Leysens lyrische omarming van het boek: “De televisie staat het boek niet naar het leven! […] Wij geloven dat de televisie ook van onschatbare waarde kan zijn, als medium tussen de mens die schrijft en de mens die leest.” Het is dus niet onbegrijpelijk dat een intellectueel zoals Jef Cornelis zich omstreeks 1960 bij de BRT meldt, dat hij in mei 1963 in dienst wordt genomen en dat hij onmiddellijk een belangrijke opdracht krijgt – de film over het Kasteel van Alden Biesen (1964), de eerste van drie films over Vlaamse kastelen en abdijen. Het is het begin van een indrukwekkend oeuvre dat meer dan 200 titels omvat, en dat de periode overspant van 1963 tot 1997, wanneer Jef Cornelis bedankt wordt voor bewezen diensten. Over een boekenprogramma wordt ondertussen alleen nog luidop gedroomd – het zal alleen worden gerealiseerd als het kan worden gedumpt op een digitaal themakanaal. Moet televisie echt zo troosteloos zijn? Lees in dit nummer het antwoord van Alexander Kluge, prozaïst, socioloog, theoreticus, filmmaker en, sinds 1987, ook televisiemaker.

Dit nummer belicht diverse facetten van het werk van Jef Cornelis. Twee interviews met Cornelis zoomen in op cruciale momenten in zijn carrière. Het eerste gesprek draait rond de eerste films, met een focus op Abdij van het Park (1964); in het tweede gesprek ligt de nadruk op de periode rond 1985, toen Cornelis na een onderbreking van 13 jaar terug films over beeldende kunst begon te maken (de focus ligt hier op de film over de Schotse kunstenaar Ian Hamilton Finlay uit 1988). Waarom trok de televisiemaker Cornelis zich uit de beeldende kunst terug? De tekst van de lezing die Stefan Germer in 1992 hield over Cornelis’ Documenta 5-film, biedt een gedeeltelijke verklaring.

Vóór 1985 realiseert Cornelis een geruchtmakend liveprogramma, IJsbreker (1983-1984), dat besproken wordt door Jack Post. Twee bijdragen gaan in op de sonorisatie van Cornelis’ films: Dirk Pültau over Landschap van Kerken (1989), en Bert Bultinck in gesprek met Ward Weis en George De Decker, die beiden met Cornelis hebben samengewerkt. In twee andere teksten staat de Nederlandse architect Rem Koolhaas centraal: Geert Bekaert blikt terug op de film die hij met Jef Cornelis over OMA en Rem Koolhaas realiseerde in 1985. De andere tekst, As you like it, is het script van Jef Cornelis en Bart Verschaffel voor een tweede Koolhaasfilm die er nooit gekomen is.

“Het T.V.-publiek wordt meer familiaal […] T.V.-bezitters ontvangen meer vrienden dan vroeger”, aldus Bert Leysen in 1955. Televisie als promotor van de gemeenschap? Jef Cornelis heeft dat wellicht nooit geloofd. Zijn oeuvre gaat juist over het uiteenvallen van de gemeenschap. Van Abdij van het Park (1964) tot Brussel, scherven van geluk (1995) heeft hij daar vorm aan willen geven – dat blijkt uit de stukken uit het persoonlijke archief van Jef Cornelis die in dit nummer zijn afgedrukt.

Deze aflevering van De Witte Raaf vormt een eerste, prille en fragmentaire neerslag van het onderzoek over het werk van Jef Cornelis, dat twee jaar geleden is opgestart in de Jan van Eyck Academie in Maastricht, en dat gefaciliteerd wordt door argos in Brussel.

U leest in dit nummer ook nog bijdragen van Jan Blommaert (over de film Vlaamse Choc van Peter Boeckx) en Theo de Wit (over Vreemd gaan en vreemd blijven, een nieuw boek van Rudi Visker).