width and height should be displayed here dynamically

Essays

190

november-december 2017

Evenementialisering

Dit nummer kwam tot stand in samenwerking met Rudi Laermans.  

De laatste decennia verschijnen er steeds meer kunst(en)festivals, en parallel ermee lijkt de programmatie van ‘gewone’ kunstinstellingen almaar meer naar die van kunstenfestivals te neigen, doordat ze andere kunsten in huis halen of allerlei events organiseren. In dit nummer gaan we na in hoeverre de indruk van een wild om zich heen grijpende evenementialisering terecht is, waar ze mogelijk wordt door veroorzaakt, of waar ze een symptoom van vormt.

In een panelgesprek gemodereerd door Rudi Laermans en Dirk Pültau discussiëren Pieter De Buysser, Charlotte De Somviele, Guy Gypens, Liv Laveyne en Karel Vanhaesebrouck over festivalisering en evenementialisering vertrekkend vanuit de podiumkunsten. Is de populariteit van festivals inhoudelijk gemotiveerd of zit er (ook) een publieksstrategie achter? Henk Roose belicht verder de publiekszijde van het verhaal via een analyse van het fenomeen van de culturele omnivoor: een nieuw type hogeropgeleide consument die zich niet meer beperkt tot de traditionele kunsten, maar een breed spectrum aan ‘hoge’ en ‘lage’ cultuuruitingen consumeert. Net als snobs koesteren  omnivoren een superioriteitsgevoel, al heeft dat nu een moreel randje gekregen: ‘[…] door hun omnivore smaak getuigen zij van meer openheid en tolerantie’.

Een specifiek deelfenomeen in de trend richting evenementialisering is de belangstelling die beeldendekunstinstellingen de laatste jaren voor ‘performance’ of ‘live art’ aan de dag leggen. Welk ‘institutioneel verlangen’ gaat hier achter schuil, vraagt Pieter T’Jonck zich af? Op zoek naar antwoorden houdt hij teksten en uitspraken van Dorothea von Hantelmann en Chris Dercon tegen het licht, en gaat hij in gesprek met twee curatoren van performancefestivals, Eva Wittocx (Playground) en Katleen Van Langendonck (Performatik).

Koen Brams bespreekt het boek Een STUK geschiedenis 1977-2015 van Marleen Brock over het Leuvense kunstencentrum STUK, dat uit een kunstenfestival ontstond. Door de misplaatste thematische aanpak van Brock krijg je geen zicht op de complexe geschiedenis van STUK, stelt Brams vast. Eric Bracke blikt terug op de machtswissel tijdens de jaren 2001-2002 in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, waarbij Paul Dujardin het roer overnam, het PSK tot BOZAR omdoopte en Piet Coessens (directeur van de Vereniging voor Tentoonstellingen van het PSK) de laan uitstuurde. In gesprekken met beide hoofdrolspelers stelt Bracke onder meer de vraag of het klopt ‘dat BOZAR via multidisciplinaire festivals en evenementen het adagium van het modale culturele centrum volgt, namelijk programmeer heel breed zodat ieder wel ergens zijn gading vindt’. Het zal niet verbazen dat beide geïnterviewden hierover van mening verschillen.

Volgens Michiel Vandevelde zijn festivalisering en evenementialisering danig verweven met onze eenentwintigste-eeuwse bestaansconditie en heeft het daarom geen zin om ze te bevechten. Hij pleit voor werk – zoals dat van Hanne Lippard, Elahpeca of Mårten Spångberg – dat de evenementialisering omarmt, maar door die ‘overidentificatie’ tegelijk een ‘nieuwe manier van uitwisseling mogelijk maakt’. Sébastien Hendrickx sprak met Marnix Rummens over de alternatieve festivalwerking van de multidisciplinaire kunstenwerkplaats workspacebrussels. Die onderscheidt zich onder meer door haar nomadische karakter: ‘Diversiteit moet zich ook weerspiegelen in de formats van het werk dat we presenteren en in de aanpassing van de structuren errond.’

Ten slotte trok Daniël Rovers naar Documenta 14 in Kassel, om er niet enkel naar de getoonde kunst, maar vooral ook naar de toeschouwers te kijken. ‘Hoe zien ze eruit’, vraagt hij zich af; en ‘kijken we vandaag anders naar een kunstwerk dan tien, twintig, zestig jaar geleden?’