Essays
-
Waar komt mijn transdigitale schrijfmachine vandaan?
Dirk Van Weelden -
Gorchrog ruim mbof
Koen Brams -
‘Ik geloof niet dat de computer kunst kan maken’
Interview met Luc Steels over de computer en de kunsten, en over IJsbreker 20: Computerkunst (1984)
Koen Brams -
Gesprek met Frank Theys over zijn relatie met de computer
Caroline Dumalin -
De logica van het schrijfgereedschap
Pol Hoste -
De botte bijl
Over de onverwachte effecten van de bezuinigingen op de culturele sector
Merijn Rengers
Besprekingen
-
Dirk Braeckman.
Steven Humblet -
Johan Grimonprez. It’s a Poor Sort of Memory that Only Works Backwards.
Christophe Van Gerrewey -
Manfred Pernice. Brei.
Christophe Van Gerrewey -
Sluijters in Laren.
Merel Van Tilburg -
Snapshot. Schilders en fotografie, 1888-1915.
Merel Van Tilburg -
Yayoi Kusama.
Lieven Van Den Abeele -
L’aventure des Stein.
Lieven Van Den Abeele -
Judith Joy Ross.
Steven Humblet -
Polen in Berlijn.
Hubert van den Berg -
Taryn Simon. A Living Man Declared Dead and Other Chapters.
Faby Bierhoff -
Wilhelm Sasnal.
Dominic van den Boogerd
-
Architecten De Vylder Vinck Taillieu, deSingel, Antwerpen.
Christophe Van Gerrewey -
OMA/Progress.
Dries van de Velde
-
Framing Pictures. Film and the Visual Arts.
Sandra Kisters -
Twombly and Poussin: Arcadian Painters.
Christophe Van Gerrewey
154
november-december 2011
Archeologie van de computer (II) / cultuurbeleid in Nederland
Het ‘computertijdperk’: de term verraadt dat de computer meer is dan een tool. De computer is (letterlijk) het medium – ‘milieu’ – van deze tijd. We werken niet alleen met de computer, maar leven met (en via) het apparaat. Door positie te kiezen ten aanzien van de computer (en voorafgaande media) of er een tegendraadse omgang mee te ontwikkelen, kunnen we dus ook een complexe verhouding tot het heden (en de geschiedenis) articuleren.
In de openingstekst van het nummer vertelt Dirk van Weelden hoe hij computer en internet omarmde, en tegelijk tegen de stroom inroeide. Enerzijds kocht Van Weelden (reeds) in 1988 een Apple Macintosh, maakte hij vanaf 1990 deel uit van de redactie van Mediamatic Magazine – een tijdschrift voor mediakunst en nieuwe media – en participeerde hij aan experimenten op cd-roms en de eerste websites. Anderzijds bleef hij schrijfmachines gebruiken, waarbij hij de keuze van het medium (en van elke schrijfmachine!) zorgvuldig afstemde op de noden van de betreffende schrijfkarwei. De tekst van Koen Brams over Daniël Robberechts laat zich lezen als een spiegelopstel van Van Weeldens essay. Op het moment dat Robberechts nog geen computer bezat, ontwikkelde hij reeds een ‘bureaucratie van de tekst’ die op de computerera anticipeerde – het is alsof Robberechts in predigitale tijden het computertijdperk droomde.
Luc Steels is een Belgische computerpionier. Midden jaren 70 ging hij computerwetenschappen studeren, eerst aan de UIA als doctoraatsstudent, vervolgens aan het MIT (Cambridge, USA). In de jaren 80 keerde hij terug naar België, meer bepaald naar de Vrije Universiteit Brussel, waar hij het Laboratorium voor Artificiële Intelligentie oprichtte. Met hem hadden Koen Brams en Dirk Pültau een diepte-interview: over zijn kennismaking met de computerwetenschappen, zijn visie op de relatie tussen de computer en de kunsten en zijn deelname aan IJsbreker 20: Computerkunst. Opvallend is Steels’ kritische houding ten aanzien van de zogenaamde computerkunst – in zijn eigen woorden: ‘Wat mij vandaag enorm stoort, is de idee die bij veel ‘computerkunstenaars’ leeft dat de computer kunst kan maken. Ik geloof niet dat dat mogelijk is.’ Ook bij Frank Theys (in gesprek met Caroline Dumalin) gaat een fascinatie voor de computer gepaard met een onbehagen over het medium. Theys’ aanvankelijke enthousiasme over de aanschaf van een computer in 1997 wordt vijf jaar later in het videowerk Self-Portrait (2002) van een verrassende kanttekening voorzien – een reflectie over het verlammende en verslavende karakter van de machine. Voor een omkaderende tekst zorgt Pol Hoste, die terugkijkt op zijn ervaring met verschillende vormen van schrijfgereedschap – van pen en potlood tot pc – en nadenkt over de sociale relaties en machtsverhoudingen die met dergelijke media verbonden zijn.
Tot slot bevat dit nummer een bijdrage van Merijn Rengers over de economische effecten van de drastische besparingen van de Nederlandse regering op het kunstenveld. In de loop van 2012 zal De Witte Raaf verder ingaan op de oorzaken en consequenties van deze nooit geziene kaalslag.