width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

191

januari-februari 2018

'Het beeld heeft geen plek meer'. Dirk Lauwaert na 1970

Vijf jaar na het overlijden van Dirk Lauwaert (1944-2013) wijdt De Witte Raaf opnieuw een nummer aan hem. We vertrekken waar we in de vorige aflevering (september 2014) eindigden, in 1970, met bijzondere aandacht voor zijn televisiekritiek en zijn vroege teksten over fotografie.

Het nummer opent met vier lezingen (voor de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in juni 1994) waarin Dirk Lauwaert niet alleen zijn methode en strategieën uiteenzet, maar ook radicaal positie kiest: ‘Degene die hier spreekt is een amateur en staat erop die plaats te behouden.’ Wezenlijk aan die positie is het primaat van de ervaring – ‘uitsluitend ervaring is in staat aan het denken te zetten’ – en het besef van de principiële onvoltooidheid van het gesprek met het kunstwerk. De amateur moet immers ‘met aandacht naar de intieme reacties luisteren van wat hem getoond en gezegd wordt’, hij reageert steeds ‘op de verrassende repliek vanuit het werk zelf’. Het is duidelijk: schrijven (over kunst, over beelden) is voor Lauwaert een levensproject.

Bart Meuleman belicht het leven en werk van Dirk Lauwaert vanaf de herfst van 1968, als hij terugkeert uit Rome. Meuleman schetst de spectaculaire verbreding en verdieping die Lauwaerts praktijk in de jaren zeventig ondergaat — zowat alle kunstvormen en talloze culturele onderwerpen komen bij hem aan bod – maar laat ook specifieke verschuivingen zien. Zo schrijft Lauwaert minder over actuele (mainstream)film, en meer over de klassieke Hollywoodfilm, en hij vat ook belangstelling op voor twee andere media uit het tijdperk van de ‘moderne reproduceerbaarheid’: televisie en fotografie. Waarom die plotse belangstelling voor tv? In een tweede bijdrage, over Lauwaerts tv-kritieken, doet Meuleman een suggestie: ‘film in de jaren 1970 zegt hem nog heel weinig’. We mogen televisie echter in geen geval Lauwaerts nieuwe liefde noemen, getuige de fragmenten uit zijn kritieken voor Spectator (1972-1976). Genadeloos fileert hij het wekelijkse aanbod, in het bijzonder dat van onze nationale zender, de BRT. Maar het gaat hem niet om de BRT op zich, het is het wezen van het medium dat hem de gordijnen injaagt. In het essay De zekerheden van het massieve (Film & Televisie, mei 1976) rekent Lauwaert er op een briljante wijze mee af. Televisie is het medium van de ‘massiviteit’, schrijft hij, en massiviteit is ‘de verharding van de afhankelijkheid van ieder individu van zoveel anderen, mensen en instanties […]. Massiviteit is de ‘cultuur’ der collaboratie.’ Een half jaar later stampt hij zijn toestel de deur uit.

Het tweede deel van het nummer is gewijd aan de vroege geschriften van Dirk Lauwaert over fotografie. Steven Humblet bespreekt de teksten die hij tussen 1977 en 1986 publiceerde in de kranten De Nieuwe Gids, De Nieuwe Gazet en het tijdschrift Kultuurleven. Lauwaert is ontegensprekelijk gefascineerd door fotografie – de vier stukken gepubliceerd in de marge van Humblets essay laten daar geen twijfel over bestaan – maar Humblet laat zien dat die fascinatie dubbelzinnig is. Geregeld thematiseert Lauwaert zijn twijfel omtrent de fotografie. Een andere rode draad in Humblets relaas is de zoektocht naar het juiste evenwicht tussen betrokkenheid en afstandelijkheid in het kijken naar foto’s. We eindigen het dossier over Dirk Lauwaert met Round Midnight, een mooie lezing over het verschil tussen het nachtleven en het ‘nachtdenken’.

Aansluitend doet Godart Bakkers de geschiedenis uit de doeken van de BRT-programma’s Kort Geknipt (gerealiseerd door Eric de Kuyper en Dirk Lauwaert) en De Andere Film (Eric de Kuyper i.s.m. Emile Poppe), die de ‘marginale film’ tussen 1969 en 1976 in de Vlaamse huiskamer brachten.

Tot slot zijn in dit nummer drie ‘losse’ bijdragen opgenomen. Michael White kijkt terug op het afgelopen ‘Stijl’-jaar in Nederland en reflecteert over de verwevenheid van de receptie van De Stijl met de recuperatie van de beweging door mode en design. Mieke Rijnders bezocht de nieuwe collectieopstelling van het Van Abbemuseum (Eindhoven) en hekelt de desinteresse van het museum voor de eigen collectie en voor de specificiteit van het individuele kunstwerk. Koen Brams sprak met Denise Geirlandt-Winteroy (1919-2017) over het leven van haar man Karel Geirlandt (1919-1989) tot 1957, toen hij de eerste voorzitter werd van de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst, en met Hilda Ide over haar vader René Ide (1905-1969), de eerste ondervoorzitter van dezelfde Vereniging.

Het beeld heeft geen plek meer – Dirk Lauwaert vanaf 1970 werd gerealiseerd door Bart Meuleman & Dirk Pültau. Met dank aan Eric de Kuyper, Hans Empereur (STUK), Christine Gruwez, Emile Poppe, Michel Van Beirendonck, Luc Van Poecke, Reinhilde Weyns, en Leen Van Dijck en Jan Robert van het Letterenhuis in Antwerpen.