width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

209

januari-februari 2021

Hebben en houden (1)

Dingen, voorwerpen en objecten zijn in de ideeëngeschiedenis en in de kunst eerst aan de kant geschoven als consumptieproducten die hooguit de economie draaiende houden en ondertussen ongelijkheid in de hand werken, om daarna, sinds de laatste eeuwwisseling, gepromoveerd te worden tot heuse subjecten met vermogens, verlangens en rechten. Dat mensen echter, al op zeer jonge leeftijd, niet alleen andere mensen maar ook dingen nodig hebben om een zinvol leven te leiden, lijkt zo op twee manieren ontkend te zijn – eerst in naam van een kritiek op het kapitalisme, en daarna in een poging om het tijdperk van de menselijke overheersing op aarde te beëindigen.

Dit nummer gaat daarom ogenschijnlijk gepaard met twee stappen terug. De hier verzamelde teksten zijn in meer of mindere mate loftuitingen aan de mogelijkheid om dingen niet alleen te bekijken, te bestuderen en te waarderen, maar ook te bezitten – en dat niet zomaar voor een poosje, maar als het even kan voor altijd, of althans tot de dood eigenaar en object scheidt. De suggestie is natuurlijk dat die mogelijkheid de bestaansreden van kunst vormt – kunst bestaat niet zozeer om met andere mensen, als wel met dingen te leren omgaan, en om het leven op die omgang te baseren.

In de polemische openingstekst van Chris Reitz wordt vastgesteld dat de jongere generaties, misschien nog meer uit noodzaak dan overtuiging, meer waarde hechten aan ervaringen en ontmoetingen dan aan spullen en bezit. Eén resultaat van dat verondersteld kritische uitgangspunt, dat zich afkeert van het object, is dat musea evenementen belangrijker zijn gaan vinden dan het presenteren en aanvullen van de eigen collectie. Dat ‘acquisitie’ mede aan de basis van een oeuvre kan liggen, blijkt uit het gesprek dat Koen Brams en Dirk Pültau hadden met Matt Mullican over diens verzamelingen, net als uit de analyse die Nikolaas Verstraeten en Wouter Davidts maakten van de bibliotheek – en de ‘boekwerken’ – van Jan Vercruysse. Christophe Van Gerrewey gaat de beweegredenen na van opeenvolgende generaties privéverzamelaars, en suggereert, onder meer aan Marc Coucke, dat het hebben van kunst altijd bepaalde verantwoordelijkheden met zich meebrengt.

Drie teksten exploreren het menselijke verlangen naar voorwerpen – dingen die blijven, dingen die zoekraken, dingen waar we de allerhoogste eisen aan kunnen stellen, en dingen waarvan we hopen dat ze veel, zo niet alles, zullen veranderen. Geertjan de Vugt schrijft over de tekeningen die Huizinga maakte van zijn dromen. Miek Zwamborn reconstrueert de zoektocht naar een verloren moldaviet. Van de Japanse auteur Kuniko Mukoda (1929-1981) is het verhaal ‘Op zoek naar handschoenen’ vertaald, haar Nederlandstalig debuut. Beatriz Van Houtte Alonso sluit af met reflecties over architectuur en duurzaamheid: ook gebouwen zijn objecten waar we veel van verwachten, of die we omgekeerd heel wat verwijten, al dan niet terecht.

In 1903 schreef Rainer Maria Rilke in een brief aan Ellen Key over zijn kinderjaren: ‘toen iedereen altijd zo gemeen tegen me was, toen ik me zo oneindig verlaten voelde, zo totaal verloren in een vreemde wereld, en er zelfs momenten waren waarop ik wenste er niet meer te zijn. Maar dan, terwijl mensen vreemd voor me bleven, werd ik aangetrokken tot dingen, en die dingen ademden vreugde over me uit, een levensvreugde die altijd even stil als sterk is gebleven en waarin er nooit enige aarzeling of twijfel school.’ Nu contacten met andere mensen nog een tijdje gevaarlijk blijven, zou het gek zijn om de dingen niet nog meer dan anders om vreugde te verzoeken.

Christophe Van Gerrewey