Essays
-
Fascisme als diabolisch formalisme
Over Pasolini's Salo of de 120 dagen van Sodom (deel I)
Frank Vande Veire -
De nieuwe familie en de vaderloze maatschappij
Dirk Lorré -
Architecturale vergetelheid vervangen door psychische werkelijkheid
Mike Kelley -
De infantiliseringscultuur
Een gesprek met Mike Kelley
Sven Lütticken -
Gemengde gedachten
Over Balthus
Bart Verschaffel -
Kracht en karakter van de schelm
Ambivalentie in de prentenboeken van Wilhelm Busch en Heinrich Hoffmann
Katrien Vloeberghs -
Uit de blokkendoos
Notities over betutteling
Bart Meuleman -
Malerei als Verbrechen
Marc De Kesel
Besprekingen
-
Site/Le Plateau
Lieven Van Den Abeele -
Honoré d’O
Wouter Davidts -
Lothar Baumgarten
Sven Lütticken -
Minimal
Sven Lütticken -
WAYS OUT to find the right way in
Sven Lütticken -
Van Gogh en Gauguin
Kees Keijer -
Andreas Gursky
Steven Jacobs -
Made in USA. L’art américain 1908-1947
Lieven Van Den Abeele -
Fonds National d’Art Contemporain
Lieven Van Den Abeele
-
De grote projecten
Petra Brouwer -
Clip City. Ruimte, architectuur en stad in muziekvideo’s
Petra Brouwer -
Oscar Niemeyer
Sven Sterken
-
For Women Only
Karmen Samson -
Mode en Moederschap
Apolline Malevez
-
The Art Judgement Show
Pascal Gielen -
De Sonsbeektentoonstellingen
Fieke Konijn -
Mies in Amerika
Geert Bekaert
96
maart-april 2002
De vader/het kind
Salò van Pasolini. Hoe hebben we die film in godsnaam kunnen uitkijken, vraagt Frank Vande Veire zich met een zucht af. Het is de ultieme onmenselijke film, die ons niets aan historische, psychologische of sociologische inzichten meegeeft. Toch maakt Vande Veire aannemelijk dat Salò niet zomaar een hels visioen is, maar wel degelijk inzage biedt in het wezen van het fascistische cynisme. In het tweede deel van deze tekst, dat in het volgende nummer van De Witte Raaf verschijnt, gaat Vande Veire nog een stap verder: daarin stelt hij dat seksuele intimidatie en vernedering, de plicht om deel te nemen aan obscene rituelen, in de naoorlogse consumptiemaatschappij – de onze dus – geüniversaliseerd zijn. Samen met Pasolini ziet hij een rechtstreeks verband tussen kapitalisme en Hitler.
Is dit een al te donker scenario? We kunnen de vraag in ons achterhoofd houden bij het lezen van een aantal stukken die samen een heuse kinderbijlage vormen. Hoe is het gesteld met het beeld dat wij hebben van ons dierbaarste bezit? Hoe nefast is de idealisering van het Kind, in tijden dat zijn emancipatie ons wereldbeeld grondig door elkaar schudt? Dirk Lorré beschrijft onze toekomst als een ‘vaderloze’ maatschappij, Bart Meuleman ergert zich aan het verlangen van volwassenen om in verkleinwoorden te spreken. Hoeft dat altijd een probleem te zijn? De Amerikaanse kunstenaar Mike Kelley onderstreept het belang van de plaats van de regressie – al leidde dat voor zijn werk juist tot een compleet verkeerde, hysterische interpretatie. Bart Verschaffel tracht het begrip Kindtijd zuiver te stellen doorheen het oeuvre van Balthus, en Katrien Vloeberghs heeft het over sadistische dubbelzinnigheden in 19de-eeuwse kinderboeken van Wilhelm Busch en Heinrich Hoffmann. Over kinderen valt al heel lang niet te denken zonder een achtergrond van geweld en gruwel, daar hadden we Dutroux niet voor nodig.
Om af te sluiten een stuk van Marc De Kesel over – wat dacht u – geweld, naar aanleiding van Ik heet Karmozijn, de nieuwe roman van de Turkse auteur Ohran Pamuk, en de tentoonstelling La peinture comme crime van Régis Michel.
Bart Meuleman